ECLI:NL:GHLEE:2002:AE6890

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 02-00201
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie voor verkeersgedrag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Nijmegen, die op 14 november 2001 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van fl 180,-- opgelegd gekregen voor het wisselen van rijstrook zonder voorrang te verlenen aan het overige verkeer. Dit zou zijn gebeurd op 5 juli 2000 op de Rijksweg A15 te Valburg. De gemachtigde van de betrokkene, drs. E. Focke, heeft hoger beroep ingesteld, maar de advocaat-generaal heeft geen verweerschrift ingediend.

De betrokkene ontkent de gedraging, maar erkent wel op de betreffende plaats en tijd te hebben gereden. Hij stelt dat het motorvoertuig dat hij inhaalde geen voorrang verleende en dat hij de rechter richtingaanwijzer had ingeschakeld om de snelweg naar rechts te verlaten. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de betrokkene de gedraging heeft verricht, gebaseerd op ambtsedige processen-verbaal die de situatie beschrijven. De politie heeft de gedraging geconstateerd vanuit een onopvallend surveillancevoertuig en de gedraging is vastgelegd op video.

De hof oordeelt dat, ook al zou de betrokkene gelijk hebben dat de politieauto de richtingaanwijzer had ingeschakeld, dit niet afdoet aan zijn verplichting om het overige verkeer voor te laten gaan. De hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, omdat de betrokkene niet op de hoogte was van de verkeersregel die hem verplichtte om voorrang te verlenen. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd, en het arrest is uitgesproken ter openbare zitting door de rechters Vellinga, Dijkstra en Weenink, in tegenwoordigheid van griffier Hiemstra.

Uitspraak

WAHV 02/00201
14 augustus 2002
CJIB 35875486
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Nijmegen
van 14 november 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
voor wie als gemachtigde optreedt drs. E. Focke, advocaat te Enschede.
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 180,-- opgelegd ter zake van "van rijstrook wisselen zonder overige verkeer voor te laten gaan", welke gedraging zou zijn verricht op 5 juli 2000 op de Rijksweg A15 te Valburg.
3.2. De betrokkene ontkent niet op voornoemde plaats en tijd te hebben gereden, doch ontkent wel de gedraging te hebben verricht. Daartoe voert hij aan dat het motorvoertuig waaraan hij - toen hij van de uitvoeg/invoegstrook de rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer opreed - geen voorrang zou hebben verleend de rechter richtingaanwijzer in werking had om de snelweg naar rechts te verlaten. Hij had vervolgens geaccelereerd in de verwachting dat dat motorvoertuig achter zijn auto zou gaan uitvoegen.
3.3. Het ter zake opgemaakte, in het zaakoverzicht opgenomen ambtsedig proces-verbaal houdt - voor zover in deze zaak van belang en zakelijk weergegeven - in: De personenauto die op de parallelrijbaan rechtdoor reed moest fors remmen om en aanrijding te voorkomen. De gedraging werd geconstateerd vanuit een onopvallend surveillancevoertuig. Het rijgedrag werd door middel van video-opnamen vastgelegd De videobeelden werden in het surveillancevoertuig aan de bestuurder getoond en zijn niet bewaard. Verklaring bestuurder: ik wist niet dat ik voorrang moest verlenen.
3.4. Het aanvullend ambtsedig proces-verbaal d.d.19 december 2000 houdt - voor zover in deze zaak van belang en zakelijk weergegeven - in: Op 5 juli 2000 omstreeks 9.21 uur reed ik als bestuurder van een onopvallende politieauto met video over de parallelrijbaan van knooppunt Valburg. Ik wilde rechtdoor rijden in de richting Rotterdam. Daarom werd geen richting aangegeven. Vanuit de Noord Oost-lus van dit knooppunt reed een Volkswagen met een behoorlijk snelheidsverschil de parallelrijbaan op. Door krachtig te remmen kon ik een aanrijding voorkomen. De bestuurder is staande gehouden. Na het zien van de beelden verklaarde hij niet te weten dat hij voorrang moest verlenen.
3.5. Op grond van de hiervoor weergegeven inhoud van voormelde processen-verbaal - in het bijzonder voor zover daaruit blijkt dat de betrokkene de gedraging toen hij werd staande gehouden en hem de beelden van de gedraging werden getoond niet heeft ontkend doch blijk heeft gegeven niet op de hoogte te zijn van de toepasselijke verkeersregel - is naar de overtuiging van de hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
3.6. Ook al zou juist zijn dat de onopvallende politieauto de rechter richtingaanwijzer in werking heeft gehad, dan doet aan deze omstandigheid aan dit oordeel niet af. Immers, ook als de bestuurder van laatstgenoemde auto van de rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer de uitvoegstrook had willen oprijden, ontslaat dit een bestuurder van een voertuig, die van de invoegstrook de rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer oprijdt niet van de in art. 54 RVV1990 verwoorde plicht het overige verkeer voor te laten gaan.
3.7. Het voorgaande leidt er toe dat de bestreden beslissing dient te worden bevestigd.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mrs. Vellinga, Dijkstra en Weenink in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.