ECLI:NL:GHLEE:2002:AE6329

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV02/00383
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie voor onvoldoende afstand houden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Amsterdam, die op 23 oktober 2001 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, wonende te [woonplaats], had een administratieve sanctie van f 280,-- (127,06 euro) opgelegd gekregen voor het niet voldoende afstand houden bij een snelheid tot en met 80 km per uur. Dit zou zijn gebeurd op 6 april 2001 op de Buitenveldertselaan te Amsterdam. De betrokkene betwistte de sanctie en stelde dat hij voldoende afstand had gehouden en dat de verkeerssituatie ter plaatse zo druk was dat het niet mogelijk was om voldoende afstand te houden.

Het gerechtshof heeft de argumenten van de betrokkene beoordeeld. Het hof concludeert dat de betrokkene met een snelheid van ongeveer 50 km/h reed en dat de afstand tot het voor hem rijdende voertuig slechts één meter bedroeg. De betrokkene voerde aan dat hij niet opzettelijk onvoldoende afstand had gehouden, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden niet rechtvaardigen dat hij van zijn plicht om voldoende afstand te houden werd ontslagen. Het hof wees erop dat de betrokkene niet kon aantonen dat de verkeerssituatie hem daadwerkelijk verhinderde om voldoende afstand te houden.

Daarnaast werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel door het hof verworpen. De betrokkene stelde dat zijn voorligger onterecht links reed en dat deze ook een sanctie had moeten krijgen. Het hof oordeelde dat dit argument niet opging, omdat niet kon worden vastgesteld dat de voorligger had kunnen afslaan naar rechts. Uiteindelijk bevestigde het gerechtshof de beslissing van de kantonrechter, waarmee de sanctie in stand bleef.

Uitspraak

WAHV 02/00383
17 juli 2002
CJIB 59041579163
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Amsterdam
van 23 oktober 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van f 280,-- (127,06 euro) opgelegd ter zake van "als bestuurder van een voertuig niet voldoende afstand houden bij snelheid tot en met 80 km per uur", welke gedraging zou zijn verricht op 6 april 2001 op de Buitenveldertselaan te Amsterdam.
3.2. De betrokkene stelt, dat hij voldoende afstand heeft gehouden, dat hij in elke geval niet opzettelijk niet voldoende afstand zou hebben gehouden en dat het verkeer ter plaatse zo druk was, dat het niet mogelijk was voldoende afstand te houden, dat wil zeggen dat de ruimte die er was door een voorganger van betrokkene werd opgevuld.
3.3. Het ter zake van de onderhavige gedraging opgemaakte proces-verbaal houdt in dat betrokkene met een snelheid van ca. 50 km/h over een afstand van tenminste 200 meter over de linker rijstrook van de Buitenveldertselaan te Amsterdam reed terwijl de afstand tot - naar het hof begrijpt - het voertuig van de voor hem rijdende bestuurder één meter bedroeg.
3.4. Hetgeen de betrokkene aanvoert moet gelezen in onderling verband en samenhang kennelijk aldus worden verstaan dat de verkeerssituatie zodanig was dat verkeer dat van de rechter naar de linker rijstrook ging hem in een situatie bracht waarin hij niet voldoende afstand had tot het voertuig dat voor hem kwam te rijden, hij derhalve niet opzettelijk onvoldoende afstand tot dat voor hem rijdende voertuig bewaard heeft en hij oorspronkelijk wel voldoende afstand tot het aanvankelijk voor het rijdende voertuig heeft gehouden.
3.5. Anders dan de betrokkene kennelijk wil ontslaat de omstandigheid dat de afstand tot het voor hem rijdende voertuig wordt opgevuld door een voertuig dat van rijstrook wisselt hem niet van de plicht voldoende afstand te houden tot dat voertuig. In dit licht gezien is hetgeen de betrokkene aanvoert niet van zodanige aard dat aan de juistheid van de hiervoor weergegeven inhoud van het proces-verbaal moet worden getwijfeld.
3.6. In zijn beroepschrift wijst de betrokkene er terecht op dat in het proces-verbaal niet is ingevuld achter welk soort voertuig dan wel achter wie zijn voertuig reed toen daarmee de onderhavige gedraging zou zijn verricht en dat daarin evenmin is ingevuld waar het politievoertuig reed van waaruit de verbalisant de onderhavige gedraging zou hebben geconstateerd.
3.7. Genoemde feilen in het proces-verbaal roepen in het licht van hetgeen hiervoor onder 3.2 - 3.5 is overwogen niet zodanige twijfel op aan de zorgvuldigheid van de waarneming van de verbalisant, dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. Daarmee staat vast dat de betrokkene de onderhavige gedraging heeft verricht.
3.8. In dat geval beroept betrokkene zich er op dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden: nu hij "gekleefd" heeft, had zijn voorligger naar rechts moeten gaan, heeft zijn voorligger het verkeer dus onnodig gehinderd en had deze bestuurder een proces-verbaal dienen te krijgen wegens onnodig links rijden. Dit verweer gaat reeds daarom niet op omdat niet valt in te zien dat uit het "kleven" van de betrokkene zonder meer volgt dat de bestuurder van het voor hem rijdende voertuig naar links had kunnen gaan.
3.9. De beslissing van de kantonrechter dient dus te worden bevestigd.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mrs. Vellinga, Dijkstra en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.