ECLI:NL:GHLEE:2002:AE3608
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Prof. mr. E. Aardema
- Mevr. mr. M. Hiemstra
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring inzake beroep tegen aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 mei 2002 uitspraak gedaan over het verzet van de belanghebbende, X, tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 20 april 2001. De voorzitter had de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van de belastingdienst, die op 20 februari 2001 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1997 had opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar zijn beroepschrift was volgens de voorzitter te laat ingediend. Het beroepschrift was op 10 april 2001 bij het gerechtshof ingekomen, terwijl het poststempel de datum 9 april 2001 droeg. De voorzitter oordeelde dat de belanghebbende niet binnen de wettelijke termijn van zes weken had gereageerd.
De belanghebbende kwam in verzet tegen deze beslissing en stelde dat hij het beroepschrift op 3 april 2001 ter post had bezorgd. Tijdens de zitting op 15 mei 2002 werd de belanghebbende gehoord, maar hij kon geen bewijs leveren voor zijn stelling. Het gerechtshof concludeerde dat de belanghebbende er niet in was geslaagd het vermoeden van te late indiening van het beroepschrift te ontzenuwen. De grieven van de belanghebbende, dat hij de volle zes weken meer dan nodig had en dat hij de intentie had om tijdig te reageren, werden door het hof niet gehonoreerd. Het hof merkte op dat de belanghebbende tijdig een pro forma beroepschrift had kunnen indienen.
Uiteindelijk oordeelde het gerechtshof dat de belanghebbende niet in verzuim had kunnen zijn en verklaarde het verzet ongegrond. De uitspraak werd op 5 juni 2002 aangetekend verzonden aan beide partijen.