ECLI:NL:GHLEE:2002:AE3607

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 379/02
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Prof. mr. Aardema
  • Lorist
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van een te laat ingediend beroepschrift in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 31 mei 2002 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een te laat ingediend beroepschrift door de belanghebbende, X, tegen een beschikking van de voorzitter van de belastingkamer. De voorzitter had de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de Gemeente De Wolden, gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende. De uitspraak van de heffingsambtenaar was gedateerd op 13 december 2001, en het beroepschrift was pas op 12 februari 2002 ter post bezorgd, wat betekende dat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend.

De belanghebbende stelde in zijn verzetschrift dat hij niet op de hoogte was van de feiten die later aan het licht kwamen en waarop hij zijn beroep baseerde. Het hof oordeelde echter dat de later bekend geworden feiten niet konden leiden tot ontvankelijkheid van het te laat ingediende beroepschrift op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Het hof concludeerde dat het aan de belanghebbende zelf te wijten was dat het beroepschrift te laat was ingediend en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding.

Daarom verklaarde het hof het verzet ongegrond. De uitspraak werd op 5 juni 2002 aangetekend verzonden aan beide partijen. De zaak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften in belastingzaken en de strikte naleving van de wettelijke termijnen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 379/02 31 mei 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 1 maart 2002.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de Gemeente De Wolden te Ruinen (: de heffingsambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de te zijn aanzien genomen beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken.
Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar, binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij het gerechtshof.
De uitspraak van de heffingsambtenaar is gedagtekend 13 december 2001 en het beroepschrift is ter post bezorgd op 12 februari 2002, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak. Om deze reden heeft de voorzitter bij beschikking van 1 maart 2002 de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
Tegen deze beschikking is de belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzet-schrift dat is ingediend op 19 maart 2002. De heffingsambtenaar heeft hierop schriftelijk gereageerd. Belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat hij niet binnen de termijn van zes weken in beroep kon komen omdat hij op dat moment niet op de hoogte was van hetgeen hem later is gebleken en waarop hij zijn beroep grondt.
Het hof is van oordeel dat later aan de belanghebbende bekend geworden feiten er niet toe kunnen leiden dat een te laat ingediend beroepschrift alsnog onder toepassing van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht ontvankelijk wordt geacht.
Derhalve is het aan belanghebbende zelf te wijten dat zijn beroepschrift te laat is ingediend bij het hof.
Van een verschoonbare termijnoverschrijding is daarom geen sprake.
Op grond van het vorenoverwogene dient als volgt te worden beslist:
Het hof verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 31 mei 2002 door prof mr. Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en onderte-kend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 5 juni 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan bei-de
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.