ECLI:NL:GHLEE:2002:AE3605

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 363/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Huiskes
  • M. Hiemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1999

In deze zaak gaat het om een belastingaanslag die is opgelegd aan belanghebbende voor het jaar 1999. De inspecteur heeft belanghebbende aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 2.099,-, terwijl belanghebbende zelf aangifte heeft gedaan naar een belastbaar inkomen van f 1.369,-. Na het indienen van bezwaar door belanghebbende, heeft de inspecteur dit bezwaar ongegrond verklaard op 3 april 2001. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 31 mei 2002 uitspraak deed.

Tijdens de procedure heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht en stukken overgelegd, terwijl de inspecteur een verweerschrift indiende. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 april 2002, waar beide partijen hun standpunten hebben gepresenteerd. Het hof heeft vastgesteld dat er geen nieuwe argumenten zijn toegevoegd tijdens de zitting.

Het geschil draait om de vraag of de aanslag verlaagd moet worden. Belanghebbende is van mening dat er geen reden is om het belastbare inkomen te verhogen, terwijl de inspecteur dit ontkent. Het hof oordeelt dat het voor de aanslag niet uitmaakt of het belastbare inkomen op f 1.369,- wordt gesteld, waardoor belanghebbende geen belang heeft bij de procedure. Het hof heeft ook aangegeven dat het niet bevoegd is om aanwijzingen aan de belastingdienst te geven.

Uiteindelijk heeft het hof het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is op 5 juni 2002 aangetekend verzonden aan beide partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: 363/01 31 mei 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, vierde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren van de belastingdienst te Groningen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1999.
1. Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende werd voor het jaar 1999 in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangeslagen naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna te noemen: de Wet) van f 2.099,-.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 3 april 2001 het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), hetwelk op 11 mei 2001 is ingekomen.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, de inspecteur een conclusie van dupliek. Belanghebbende heeft bij brief van 26 maart 2002 nog een aantal stukken ingezonden. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 8 april 2002, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende, alsmede de inspecteur, vergezeld van een collega.
Ter voormelde zitting heeft belanghebbende een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Zonder bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende bij zijn pleitnota een aantal bijlagen overlegd.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Feiten
2.1 Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1 Belanghebbende, geboren 30 september 1940, is ongehuwd.
2.2 Belanghebbende heeft over 1999 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van f 1.369,-.
2.3 De inspecteur heeft de aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 2.099,- en naar tariefgroep 2. De belastingvrije som bedroeg f 8.799,-, zodat geen inkomstenbelasting en geen premie volksverzekeringen verschuldigd waren. De in 1999 ingehouden loonheffing ad f 3.598,- en dividendbelasting ad f 312,- zijn aan belanghebbende bij wijze van voorlopige aanslag, dagtekening 14 april 2000, teruggegeven.
Bij de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of er reden is de aanslag te verlagen.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Partijen hebben ter zitting geen nieuwe argumenten toegevoegd.
3.3 Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag.
De inspecteur concludeert tot ongegrond-verklaring van het beroep.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Belanghebbende stelt in zijn pleitnota (bladzijde 5 onderaan) dat er geen reden is het belastbare inkomen als aangegeven in de aangifte te verhogen. Dit standpunt komt overeen met het beroepschrift (bladzijde 6 onderaan en 7 bovenaan) en de conclusie van repliek (bladzijde 6 midden). Naar het oordeel van het Hof maakt het voor de aanslag niet uit of het belastbare inkomen alsnog op f 1.369,- zou worden gesteld, zoals in de aangifte is vermeld. Belanghebbende heeft derhalve in zoverre geen belang bij de onderhavige procedure.
4.2 Belanghebbende verwoordt in zijn beroepschrift, conclusie van repliek en pleitnota nog een aantal verzoeken aan het Hof om de belastingdienst aanwijzingen te geven omtrent werkwijze en dergelijke. Het Hof is hiertoe echter niet bevoegd.
4.3 Gelet op het voorgaande dient te worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 31 mei 2002 door mr. J. Huiskes, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde raadsheer en door voornoemde griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Op 5 juni 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.