ECLI:NL:GHLEE:2002:AE2157

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 13/02
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Pruiksma
  • L. Lorist
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 april 2002 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende X tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 18 januari 2002. De voorzitter had de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van het Centraal Bureau Motorrijtuigenbelasting, die een naheffingsaanslag had opgelegd voor de motorrijtuigenbelasting over de periode van 10 juni 2000 tot en met 9 juni 2001. De uitspraak van de inspecteur was gedateerd op 12 november 2001, en het beroepschrift was pas op 27 december 2001 ter post bezorgd, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. Het hof oordeelde dat de belanghebbende op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om rechtsmiddelen aan te wenden en dat hij derhalve zelf verantwoordelijk was voor de te late indiening van zijn beroepschrift. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en verklaarde het verzet ongegrond. De uitspraak werd op 1 mei 2002 aangetekend verzonden aan beide partijen. De zaak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de verantwoordelijkheden van belanghebbenden in belastingzaken.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UIT-SPRAAK
Nr. 13/02 26 april 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 18 januari 2002.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uit-spraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van het centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn (: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van de be-lang-hebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over de periode 10 juni 2000 tot en met 9 juni 2001.
Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de inspecteur, binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij het gerechtshof.
De uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 12 november 2001 en het beroepschrift is ter post bezorgd op 27 december 2001, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak. Om deze reden heeft de voorzitter bij beschikking van 18 januari 2002 de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
Tegen deze beschikking is de belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzet-schrift dat is ingediend op 27 februari 2002. De inspecteur heeft hierop schriftelijk gereageerd. Belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat hij wachtte op een brochure. Hierdoor heeft hij zijn beroepschrift pas op 22 december 2001 ter post bezorgd.
Het hof is van oordeel dat bij de uitspraak op het bezwaarschrift van de inspecteur belanghebbende is gewezen op de aanwending van rechtsmiddelen.
Belanghebbende had derhalve een pro-forma beroepschrift kunnen indienen bij het hof.
Derhalve is het aan belanghebbende zelf te wijten dat zijn beroepschrift te laat is ingediend bij het hof.
Van een verschoonbare termijnoverschrijding is daarom geen sprake.
Op grond van het vorenoverwogene dient als volgt te worden beslist:
Het hof verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 26 april 2002 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoor-digheid van de griffier Lorist en onderte-kend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 1 mei 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan bei-de
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.