1. Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende werd voor het jaar 1997 in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangeslagen naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964, gelijk deze wet voor het onderhavige jaar gold, (hierna te noemen: de Wet) van f.113.904,--.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 24 februari 2001 de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f.113.904,-- onder toepassing van het bijzonder tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet op een bedrag van f.60.842,--.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlage), hetwelk op 27 februari 2001 is ingekomen en hetwelk is aangevuld bij schrijven (met bijlagen) ingekomen op 9 april 2001.
Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) heeft ingezonden, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 14 maart 2002, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende, zomede de inspecteur die werd vergezeld door A, taxateur onroerende zaken, werkzaam bij de Belastingdienst/Ondernemingen Zwolle, en een stagiaire.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende, geboren in 1945, heeft in de jaren voor 1997 meerdere slagerijen geëxploiteerd en gehandeld in vee en vlees. De slagerijen zijn in de loop der jaren gesloten, verkocht of ingebracht in rechtspersonen, waarvan enkele failliet zijn verklaard.
2.2 In 1989 heeft belanghebbende een bedrijfspand met woning gekocht, plaatselijk bekend a-straat 12 te L (nader: de onroerende zaak; in de stukken abusievelijk ook aangeduid met nummer 14). Belanghebbende rekende deze onroerende zaak tot zijn ondernemingsvermogen, hetwelk door de inspecteur is aanvaard. Toen de aanvankelijke plannen tot aanwending van de onroerende zaak in belanghebbendes onderneming wegens geldgebrek geen doorgang konden vinden is de woning als kantoorruimte verhuurd, terwijl ook de bedrijfshallen werden verhuurd. De opbrengsten werden steeds opgenomen in de jaarstukken van belanghebbendes onderneming.
2.3 Na het afstoten van de slagerijen resteerde als eenmanszaak nog de handel in vlees en vleesproducten, alsmede de verhuur van enige inventarisgoederen en vervoermiddelen.
2.4 Bij een in 1997 ingesteld boekenonderzoek betreffende het jaar 1996 bleken belanghebbendes ondernemersactiviteiten nog slechts te bestaan uit de verhuur van de onroerende zaak, de vervoermiddelen (waaronder eigen gebruik van een auto) en inventarisgoederen.
2.5 In belanghebbendes aangifte voor de inkomstenbelasting voor het onderhavige jaar werden de ondernemersactiviteiten omschreven als het verwerven, beheren en verhuren van roerende en onroerende goederen. Handel in vee en/of vlees werd niet genoemd. Inkomsten uit dergelijke handel werden niet vermeld.
2.6 Bij het opleggen van de onderhavige aanslag heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de vorenvermelde verhuur niet meer als ondernemersactiviteit kon worden beschouwd, doch zich afspeelde in de sfeer van vermogensbeheer. De inspecteur is in verband daarmee uitgegaan van staking van de onderneming per ultimo 1997.
2.7 Belanghebbende heeft de inventarisgoederen medio 1998 verkocht aan zijn zoon. Op een daarop betrekking hebbend verzoek om geruisloze doorschuiving heeft de inspecteur negatief beslist.
2.8 Belanghebbende heeft de onroerende zaak op 7 december 2000 aan zijn zoon verkocht voor een bedrag van f.350.000,--.
2.9 Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag heeft de inspecteur, naast enige thans niet in geschil zijnde correcties, ter zake van overbrenging van de onroerende zaak naar het privévermogen een bedrag van f.151.300,-- als boekwinst in aanmerking genomen en het aangegeven belastbare inkomen ad f.4.977,-- verhoogd tot f.113.904,--.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak dit standpunt gehandhaafd doch alsnog op een bedrag groot f.60.842,-- het bijzonder tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet toegepast.