ECLI:NL:GHLEE:2002:AD8136
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Mr. Drion
- Rechtspraak.nl
Belastingaftrek voor bijdragen aan levensonderhoud van kinderen en naaste verwanten
In deze zaak gaat het om de belastingaanslag van belanghebbende voor het jaar 1998, waarbij zij werd aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f. 93.720,--. Na het indienen van bezwaar door belanghebbende, handhaafde de inspecteur de aanslag. Belanghebbende ging in beroep, waarna het gerechtshof op 23 oktober 2001 een mondelinge uitspraak deed. Belanghebbende verzocht om een schriftelijke uitspraak, die op 16 januari 2002 werd verzonden.
De feiten van de zaak tonen aan dat belanghebbende in 1998 f. 92.065,-- aan bruto-inkomsten uit vroegere arbeid ontving. Haar dochter en kleinzoon woonden in dat jaar in L. en ontvingen respectievelijk f. 25.647,-- aan bruto pensioen/lijfrente en f. 15.081,-- aan bruto WW-uitkering. Belanghebbende stelde dat zij f. 7.200,-- had bijgedragen aan het levensonderhoud van haar dochter en kleinzoon, maar kon geen schriftelijke bewijzen van deze betalingen overleggen.
Het geschil betreft de vraag of de door belanghebbende gestelde bijdragen aan haar dochter en kleinzoon in aftrek kunnen worden toegelaten als uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud, zoals bedoeld in artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het gerechtshof overweegt dat de uitgaven alleen in aanmerking komen voor aftrek indien deze met schriftelijke bescheiden zijn aangetoond. Aangezien belanghebbende niet kon bewijzen dat de betalingen daadwerkelijk zijn gedaan, werd het beroep ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.