ECLI:NL:GHLEE:2001:AE0002

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
rolnummer 0100303
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank Assen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 28 november 2001 een arrest gewezen in hoger beroep, waarbij het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) in beroep ging tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank Assen, uitgesproken op 11 september 2001. Het COA was appellant in het principaal appel en had één grief opgeworpen. De zaak betreft de opvang van een geïntimeerde, die zonder recht of titel in de opvang verbleef, zoals eerder overwogen door de president van de rechtbank in eerste aanleg. De geïntimeerde heeft verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd, met als conclusie de ongegrondverklaring van het hoger beroep en veroordeling van het COA in de kosten van beide instanties.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen grieven zijn ontwikkeld tegen de vaststaande feiten zoals weergegeven in het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft de gelegenheid geboden aan het COA om te reageren op de voorwaardelijk incidentele grief van de geïntimeerde. Tevens heeft het hof vragen gesteld over de huidige verblijfssituatie van de geïntimeerde en de ontwikkelingen in de asielprocedure van haar echtgenoot, aangezien deze informatie van belang kan zijn voor de beoordeling van het spoedeisend belang van het COA.

Het hof heeft besloten om iedere verdere beslissing aan te houden en de stukken in handen van partijen te stellen, met een verwijzing naar de rol van 12 december 2001 voor het nemen van een memorie van antwoord in het incidenteel appel, alsook voor het verstrekken van de gevraagde inlichtingen. De uitspraak is gedaan door een kamer bestaande uit drie rechters, met Mollema als fungerend-president en Haites-Verbeek als waarnemend griffier.

Uitspraak

Arrest d.d. 28 november 2001
Rolnummer 0100303
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
eerste kamer voor burgerlijke zaken, heeft het volgende arrest gewezen inzake:
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA),
gevestigd te Rijswijk,
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: het Coa,
procureur: mr V.M.J. Both,
tegen
[geïntimeerde in principaal en appellant in incidenteel appel],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde in principaal en appellant in incidenteel appel],
toevoeging: aangevraagd
procureur: mr P. van der Sluis.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 11 september 2001 door de president van de arrondissementsrechtbank te Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploit van 21 september 2001 is door het Coa hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde in principaal en appellant in incidenteel appel] tegen de zitting van 10 oktober 2001.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"dat het Uw Gerechtshof behage het vonnis van de President van de Arrondissementsrechtbank Assen, tussen partijen gewezen op 11 september 2001 onder zaaknummer 34124, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
a. primair geïntimeerde te veroordelen de AVO [vestigingsplaats] binnen drie dagen na betekening van het in dit kort geding te wijzen vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hare en de haren, daaronder begrepen haar kinderen, met machtiging op eiser om dit vonnis, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien gedaagde aan deze veroordeling niet voldoent;
b. subsidiair geïntimeerde te veroordelen de AVO [vestigingsplaats] binnen drie dagen na betekening van het in dit kort geding te wijzen vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hare, daaronder niet begrepen haar kinderen, met machtiging op eiser om dit vonnis, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien gedaagde aan deze veroordeling niet voldoet;
c. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van dit geding."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde in principaal en appellant in incidenteel appel] verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot veroordeling van appellant in de kosten van beide instanties."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Het Coa heeft in het principaal appel één grief opgeworpen.
[geïntimeerde in principaal en appellant in incidenteel appel] heeft in het (voorwaardelijk) incidenteel appel één grief opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen de vaststaande feiten als weergegeven onder overweging 2 (2.1 t/m 2.4) van het beroepen vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
2. In de memorie van antwoord onder 5 stelt [geïntimeerde in principaal en appellant in incidenteel appel] het volgende:
"De president heeft in eerste aanleg onder 5.5. overwogen dat geïntimeerde in beginsel zonder recht of titel in de opvang verblijft. [geïntimeerde in principaal en appellant in incidenteel appel] kan zich echter met die overweging niet verenigen."
[geïntimeerde in principaal en appellant in incidenteel appel] heeft vervolgens toegelicht waarom zij zich met die overweging van de president niet kan verenigen.
3. Alhoewel een en ander niet met zoveel woorden als zodanig is aangeduid, is hier - niettegenstaande de positieve zijde van de devolutieve werking van het appel - duidelijk sprake van een voorwaardelijk incidentele grief met een daarop gegeven toelichting.
4. Omdat het Coa nog niet in de gelegenheid is gesteld op die voorwaardelijk incidentele grief te reageren, zal het hof het Coa daartoe alsnog de gelegenheid bieden.
5. Sinds de beslissing in eerste aanleg is genomen zijn inmiddels al weer enkele maanden verstreken. De vraag rijst derhalve of [geïntimeerde in principaal en appellant in incidenteel appel] nog in het AZC [vestigingsplaats] verblijft en - zo ja - in hoeverre zich ontwikkelingen hebben voorgedaan in de asielprocedure van de echtgenoot van [geïntimeerde in principaal en appellant in incidenteel appel]. Het antwoord op deze vragen kan immers van belang zijn bij de beantwoording van de vraag in hoeverre het Coa (nog) spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen. Het hof tekent daarbij aan dat het er begrip voor heeft dat de onderhavige kwestie voor het Coa principiële kanten heeft, doch dat de kort geding procedure zich in het algemeen niet leent voor het grondig beantwoorden van vragen als in casu aan de orde.
6. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
Beslissing
Het gerechtshof:
stelt de stukken in handen van partijen en verwijst de zaak ambsthalve peremptoir naar de rol van woensdag 12 december 2001 voor het nemen van een memorie van antwoord in het incidenteel appel, tevens houdende inlichtingen als hiervoor bedoeld (inc. app: antw. (p.i.) AP);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Streppel en Jonkers, raden, en uitgesproken door mr Mollema, fungerend-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als waarnemend griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 28 november 2001.