ECLI:NL:GHLEE:2001:AD7177

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-000656-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Kalsbeek, raadsheer
  • Poelman, raadsheer
  • prof. mr. Knigge, raadsheer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden inzake ontuchtige handelingen en schennis van de eerbaarheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor ontuchtige handelingen met jonge kinderen en schennis van de eerbaarheid. De verdachte heeft in de maanden voorafgaand aan de veroordeling tweemaal schennis gepleegd op een openbare plaats en heeft later ontuchtige handelingen verricht met kinderen onder de zestien jaar. Het hof oordeelt dat de verdachte niet bewezen kan worden wat hem onder 1 primair en 2 primair is telastegelegd, en spreekt hem daarvan vrij. Echter, de feiten onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 worden als bewezen verklaard, wat leidt tot een veroordeling tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Het hof legt bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de Reclassering Nederland en deelname aan een behandeling van de Ambulante Forensische Psychiatrie Nederland. Het hof overweegt dat de ernst van de feiten en de onrust die in de gemeenschap is ontstaan, een aanzienlijke vrijheidsstraf rechtvaardigen. De verdachte is voor het eerst met justitie in aanraking gekomen en de feiten kunnen hem in verminderde mate worden toegerekend, wat in de strafmotivering is meegenomen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis voor zover dat aan hoger beroep onderworpen was en doet in zoverre opnieuw recht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000656-01
Arrest -bij vervroeging- d.d. 22 november 2001 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden d.d. 17 juli 2001 in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op 20 oktober 1962 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [penitentiaire inrichting],
[adres en vestigingsplaats],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman,
mr T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep.
De arrondissementsrechtbank te Leeuwarden heeft de verdachte bij voormeld vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, op tegenspraak wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, één en ander als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel.
De officier van justitie is d.d. 20 juli 2001 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen en heeft blijkens een op 18 oktober 2001 uitgereikt gerechtelijk schrijven het ingestelde hoger beroep aan verdachte betekend.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 15 november 2001 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
Omvang van het aangewende rechtsmiddel.
Nu de advocaat-generaal ter 's hofs terechtzitting heeft verklaard, dat het openbaar ministerie geen hoger beroep heeft willen instellen tegen de in het vonnis, waarvan beroep, vervatte vrijspraak ter zake van het onder 5 telastegelegde, zal het hof het hoger beroep in dier voege beperkt opvatten.
De beslissing op het hoger beroep.
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Telastelegging.
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding, waaruit de -als voor dit hoger beroep van belang- onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair, 3 en 4 vermelde inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
Bewijsverweer.
Door de raadsman is ter 's hofs terechtzitting is aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem telastegelegde, omdat in de onderhavige zaak sprake is van een onrechtmatige wijze van opsporen en derhalve van onrechtmatige bewijsverkrijging, een en ander als verwoord in de door de raadsman ter 's hofs terechtzitting overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer dat het standpunt, dat voor de in de onderhavige zaak toegepaste opsporingsmethoden een speciale wettelijke voorziening nodig zou zijn, geen steun vindt in het recht.
Naar het oordeel van het hof miskent de raadsman dat in de onderhavige zaak niet sprake is geweest van observatie van een (of meer) bepaalde perso(o)n(en). Immers, in het onderzoek dat in deze zaak heeft plaatsgevonden is slechts sprake geweest van observatie van delen van de openbare weg, aanvankelijk van een, later van alle vijf normale toegangswegen van de woonwijk Westeinde in Leeuwarden.
De daadwerkelijke observatie van vastgelegde beelden vond uiterst beperkt plaats, namelijk uitsluitend nadat zich een incident als waarvoor de onderhavige opsporingshandelingen werden verricht, had plaatsgevonden: in totaal zijn de banden van de vijf camera's met toestemming van een hulpofficier van justitie drie keer voor een deel bekeken, namelijk voor zover het ging om de periodes kort voor en na een incident, met als doel vergelijking van de beelden met een opgegeven signalement. Voor het overige werden de banden niet bekeken en automatisch na 24 uur dan wel 48 uur gewist.
Op grond van het hiervoor overwogene verwerpt het hof tevens het verweer van de raadsman dat door toepassing van deze methode van waarneming de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zouden zijn geschonden.
Van onrechtmatige bewijsverkrijging als door de raadsman betoogd is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake.
Vrijspraak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aldus onder 1 primair en 2 primair aan verdachte is telastegelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring.
(Zie de aangehechte, uitgestreepte telastelegging)
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie.
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven:
1 subsidiair en 2 subsidiair telkens:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
3 en 4 telkens:
Schennis van de eerbaarheid op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Strafbaarheid.
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering.
In zijn algemeenheid dient aan een verdachte die zich schuldig maakt aan bewezenverklaarde feiten als de onderhavige, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, uit het oogpunt van normhandhaving, teneinde te voorkomen dat verdachte zich opnieuw aan een strafbaar feit als de onderhavige schuldig zal maken en met het oog op generale preventie in beginsel een vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur te worden opgelegd.
Verdachte heeft immers, enige maanden nadat hij tweemaal schennis van de eerbaarheid op een openbare plaats pleegde, tweemaal ontuchtige handelingen met jonge kinderen gepleegd.
Mede door het handelen van verdachte is gedurende een langere periode grote onrust ontstaan in delen van Leeuwarden, waardoor het vertrouwen, dat kinderen in hun woonomgeving veilig buiten kunnen spelen, op ernstige wijze is geschonden.
Tegenover het vorenoverwogene staat het volgende:
- verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 6 september 2001 niet eerder met justitie in aanraking geweest;
- de telastegelegde feiten kunnen verdachte, blijkens een omtrent hem opgemaakt rapport (d.d. 23 juni 2001 door T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus) in verminderde mate worden toegerekend;
Dit brengt mee dat een deel van de op te leggen vrijheidsstraf voorwaardelijk zal worden opgelegd. Het hof zal aan dit voorwaardelijk op te leggen gedeelte van de straf een bijzondere voorwaarde verbinden, te weten dat verdachte zich zal stellen onder toezicht van Reclassering Nederland, alsook dat verdachte zal deelnemen aan een behandeling van de Ambulante Forensische Psychiatrie Nederland (voorheen STAPP), omdat de noodzaak daartoe blijkt uit voornoemd rapport van dr Van Os.
Toepassing van wetsartikelen.
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 239 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 primair telastegelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte als voormeld onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [naam] tot gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of na te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen door die instelling hem in zijn reclasseringsbelang te geven, hetgeen mede dient in te houden, het deelnemen aan een behandeling van de Ambulante Forensische Psychiatrie Nederland (voorheen STAPP), met dien verstande dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd, zulks met opdracht aan genoemde instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs Kalsbeek, raadsheer, als voorzitter, Poelman en prof. mr Knigge, raadsheren, in tegenwoordigheid van de heer Meester als griffier, zijnde prof. mr Knigge voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.