ECLI:NL:GHLEE:2001:AD6224

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 534/00
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H.S. Pruiksma
  • J. Huiskes
  • A.J. Woelders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen belastingaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1998

In deze zaak gaat het om een beroep van mevrouw X tegen de uitspraak van de inspecteur van de belastingdienst inzake de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De belanghebbende, geboren op 11 september 1909 en weduwe sinds 1987, werd voor het jaar 1998 aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 56.341,-. Na het indienen van bezwaar, dat op 5 juni 2000 werd afgewezen, is mevrouw X in beroep gegaan. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 oktober 2001 in Leeuwarden, waar de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd een pleitnota overgelegd door de gemachtigde van belanghebbende, die zonder bezwaar van de inspecteur een bijlage toevoegde.

Het geschil draait om de vraag of mevrouw X recht heeft op een vrijstelling van de verplichte verzekering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor het jaar 1998. De Sociale Verzekeringsbank had op 12 mei 2000 een vrijstelling verleend met ingang van 5 april 2000, maar de belanghebbende stelt dat deze vrijstelling ook voor 1998 moet gelden. De inspecteur ontkent dit en beide partijen hebben hun standpunten onderbouwd met stukken, zonder nieuwe argumenten aan te voeren tijdens de zitting.

Het hof oordeelt dat het niet bevoegd is om de vrijstelling ook voor 1998 toe te passen, aangezien de SVB geen eerdere ingangsdatum heeft vastgesteld dan 5 april 2000. De stelling van de belanghebbende dat haar vorige gemachtigde eerder een vrijstelling had kunnen aanvragen, leidt ook niet tot een eerdere ingangsdatum. Het hof concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 23 november 2001 gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr: 534/00 23 november 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van mevrouw X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren van de belastingdienst te Groningen/Vestiging Assen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1998.
1. Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende werd voor het jaar 1998 in de inkomstenbelasting/premie volksverzekerin-gen aangeslagen naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna te noemen: de Wet) van f 56.341,-.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 5 juni 2000 het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), hetwelk op 10 juli 2000 is ingekomen.
Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 30 oktober 2001, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de inspecteur.
Ter voormelde zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende de door hem ter zitting voorgedragen pleitnota overgelegd. Zonder bezwaar van de inspecteur heeft belanghebbende bij zijn pleitnota een bijlage gevoegd.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Feiten
2.1 Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.2 Belanghebbende is geboren op 11 september 1909. Zij is weduwe sinds 1987. Na haar verblijf in Zwitserland is zij in Nederland komen wonen. Sinds 18 februari 1992 is zij woonachtig in Z.
2.3 Haar overleden echtgenoot heeft in Zwitserland 40 jaar gewerkt bij de A (: A). Belanghebbende heeft sinds 1 maart 1994 recht op een uitkering van de Schweizerische Ausgleichskasse en een uitkering van de Pensionskasse A. Deze uitkeringen samen bedroegen in 1998 f 42.301,-.
2.4 Voorts genoot belanghebbende in 1998 een AOW-uitkering van
f 17.729,-.
2.5 Bij beschikking van de Sociale Verzekeringsbank (: SVB) van 12 mei 2000 verleende de SVB belanghebbende met ingang van 5 april 2000 ingevolge haar verzoek van 5 april 2000 vrijstelling van de verplichte verzekering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Op de beschikking staat vermeld dat de beslissing is genomen met toepassing van artikel 22 van het Koninklijk Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 van 24 december 1998, Stb. 746 (hierna: BUB).
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de onder 2.5 genoemde vrijstelling ook kan gelden voor het jaar 1998. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting geen nieuwe argumenten toegevoegd.
3.3 Belanghebbende concludeert tot toepassing van de vrijstelling in 1998.
De inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Anders dan belanghebbende bepleit komt het hof niet de bevoegdheid toe de onder 2.5 genoemde vrijstelling ook toe te passen over 1998.
4.2 De SVB had eventueel op grond van artikel 22, lid 3, BUB een eerdere ingangsdatum kunnen nemen dan 5 april 2000, maar nu zij dat niet heeft gedaan kan het hof dit niet veranderen.
4.3 Belanghebbende voert nog aan dat de vorige gemachtigde eerder een vrijstelling had kunnen vragen bij de SVB. Deze stelling kan echter ook niet tot een eerdere ingangsdatum van de vrijstelling leiden.
4.4 Gelet op het voorgaande dient te worden beslist als volgt.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6 De beslissing
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 23 november 2001 door mr. H.S. Pruiksma, vice-president, mr. J. Huiskes, raadsheer en mr. A.J. Woelders, raadsheer-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de griffier J.M. Gerrits en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Op 28 november 2001 afschrift
aangetekend verzonden aan beide
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.