ECLI:NL:GHLEE:2001:AD0547

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
276/99
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Prof. mr. E. Aardema
  • Mevr. mr. M. Hiemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in belastingzaken

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 24 augustus 2001, werd het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet was betaald binnen de gestelde termijn. De griffier had de belanghebbende op 20 mei 1999 per aangetekende brief verzocht om het griffierecht te voldoen, maar hieraan was geen gevolg gegeven. De belanghebbende had in haar verzetschrift en ter zitting verklaard dat bij de aangetekende brief geen nota griffierecht was gevoegd, wat haar in de veronderstelling had gebracht dat deze nota later zou volgen. Haar werkgever bevestigde deze verklaring ter zitting. Het Gerechtshof achtte de verklaring van de belanghebbende geloofwaardig, waardoor de bestreden beschikking verviel. De behandeling van het beroep kan worden voortgezet, mits de belanghebbende het griffierecht alsnog voldoet binnen de op de nieuwe nota gestelde termijn. De uitspraak werd gedaan door prof. mr. E. Aardema, vice-president van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier mevr. mr. M. Hiemstra.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UIT-SPRAAK
Nr. 276/99 24 augustus 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvou-dige belastingkamer, op het verzet gedaan door mevr.X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 13 augustus 1999.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uitspraak gedaan op het door de belang-hebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid douane van de belastingdienst te Groningen, gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de BPM over het jaar 1998.
Ingevolge het bepaalde in artikel 5, vijfde lid, van de Wet admini-stratieve rechtspraak belastingzaken is het bij het gerechtshof ingestelde beroep niet-ontvankelijk, indien het verschuldigde griffierecht niet is betaald binnen acht weken nadat de griffier van het gerechtshof degene, die het beroep heeft ingesteld, schriftelijk op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen.
Vaststaat dat de griffier de belanghebbende op het door deze opgegeven adres bij aangetekende brief van 20 mei 1999 heeft verzocht het verschuldigde griffierecht te betalen en dat aan dit verzoek geen gevolg is gegeven. Derhalve is het beroep van de belanghebbende bij de voormelde beschikking niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beschikking is de belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift, hetwelk op 23 september 1999 is ingekomen. De inspecteur heeft hierop schriftelijk gereageerd. De belanghebbende is gehoord omtrent haar verzet ter zitting van het gerechtshof op 21 mei 2001 gehouden te Groningen. Ter zitting werd zij bijgestaan door haar werkgever, dhr. A. Voorts verscheen de inspecteur, bijgestaan door een collega.
In haar verzetschrift alsmede ter zitting heeft de belanghebbende verklaard dat er bij de aan haar verzonden aangetekende brief van het gerechtshof d.d. 20 mei 1999 geen nota griffierecht was gevoegd. Haar werkgever heeft dit ter zitting bevestigd. Wel bevond zich onder de stukken een bijsluiter waarin stond vermeld dat de griffier van het gerechtshof de belanghebbende een nota griffierecht doet toekomen. De belanghebbende was - zoals zij ook ter zitting heeft verklaard - daardoor in de veronderstelling dat deze nota op een later tijdstip nog zou volgen, te meer nu er op geen van de door haar ontvangen stukken een bank- en/of gironummer was vermeld. Derhalve heeft zij vooralsnog geen gevolg gegeven aan het verzoek van de griffier het verschuldigde griffierecht te betalen.
De zojuist weergegeven verklaring van de belanghebbende acht het gerechtshof geloofwaardig, zodat de bestreden beschikking vervalt. Mitsdien kan de behandeling van het beroep worden voortgezet onder de voorwaarde dat de belanghebbende het griffierecht alsnog voldoet binnen de op de nieuwe nota gestelde termijn.
De beslissing:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet gegrond.
Gedaan op 24 augustus 2001 door prof. mr. E. Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier mevr. mr. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 29 augustus 2001 afschrift
aangetekend verzonden aan beide
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.