ECLI:NL:GHLEE:2001:AC0847

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Nr. 234/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • mr. Drion
  • mr. Pruiksma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht

Op 17 augustus 2001 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak waarin de erven van X in verzet zijn gekomen tegen een beschikking van de voorzitter van de belastingkamer. De voorzitter had eerder, op 22 juni 2001, het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet was betaald binnen de gestelde termijn. De griffier had belanghebbende op 10 april 2001 en opnieuw op 14 mei 2001 schriftelijk verzocht om het griffierecht te betalen, maar hieraan was geen gevolg gegeven. Het hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde van belanghebbende geen verzoek heeft gedaan om te worden gehoord over het verzet, en het hof heeft ook geen aanleiding gezien om hem uit eigen beweging te horen.

In het verzetschrift heeft de gemachtigde van belanghebbende aangevoerd dat de beslissing van de belastingkamer bevooroordeeld was en dat zijn argumenten door het hof genegeerd zijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn aangevoerd die de termijnoverschrijding van de betaling van het griffierecht verschoonbaar maken. Gezien deze overwegingen heeft het hof het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. Pruiksma, vice-president, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist, en is ondertekend door beide partijen. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 234/01 17 augustus 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet gedaan namens de erven van X wonende te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 22 juni 2001.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uitspraak gedaan op het namens belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling heffingen van het Wetterskip Fryslân te Leeuwarden, gedaan op het bezwaarschrift tegen de opgelegde aanslag in de verontreinigingsheffing over het jaar 2000.
Ingevolge artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (:Awb) juncto artikel 27b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt ten behoeve van de Staat van degene, die beroep instelt, een griffierecht geheven, hetwelk in deze zaak f. 60,-- bedraagt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, tweede lid Awb is het bij het hof ingestelde beroep niet-ontvankelijk, indien het verschuldigde griffierecht niet is gestort binnen vier weken, nadat de griffier van het hof degene, die het beroep heeft ingesteld, schriftelijk op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen.
Vaststaat, dat de griffier belanghebbende op het door hem opgegeven adres bij schrijven van 10 april 2001 en daarna bij aangetekend schrijven van 14 mei 2001 heeft verzocht het verschuldigde griffierecht te betalen. Aan dit verzoek is geen gevolg gegeven.
Omdat de betaling van het griffierecht is uitgebleven heeft de voorzitter bij voormelde beschikking het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beschikking is belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift dat door hem is ingediend op 29 juni 2001.
De gemachtigde belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
De gemachtigde van belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat de beslissing van de belastingkamer is gedaan op basis van bevooroordeling en dat zijn argumenten zijn genegeeerd door het hof.
Het hof is van oordeel dat de gemachtigde van belanghebbende geen omstandigheden heeft aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat de termijnoverschrijding van de betaling van het griffierecht verschoonbaar is te achten.
Op grond van het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat het verzet ongegrond is.
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 17 augustus 2001 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist
en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 augustus 2001 te Leeuwarden door mr. Drion,
raadsheer.
Op 22 augustus 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.