ECLI:NL:GHLEE:2001:AB4554

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
398/99
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Pruiksma
  • H.H.A. Fransen
  • A. Huiskes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van rente en kosten van een scheepshypotheek in het belastingrecht

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 10 juli 2001, staat de aftrekbaarheid van rente en kosten van een scheepshypotheek centraal. De belanghebbende, geboren op 17 oktober 1955 en werkzaam bij het Ministerie van Defensie, heeft in 1997 een zeiljacht met monumentale waarde aangeschaft. De financiering van deze aankoop geschiedde via een scheepshypotheek, waarvoor hij in het betreffende jaar een bedrag van f 10.089,- aan rente en kosten heeft betaald. Daarnaast heeft hij ook consumptieve rente betaald, maar de inspecteur van de Belastingdienst heeft bij de aanslagregeling een correctie toegepast, waarbij hij stelde dat slechts het wettelijke maximum van f 10.000,- aftrekbaar is. De belanghebbende was van mening dat de volledige kosten en rente aftrekbaar moesten zijn.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juni 2001, onder leiding van vice-president P. Pruiksma, werd het standpunt van de inspecteur bevestigd. Het hof oordeelde dat het zeiljacht niet als een woonschip kan worden beschouwd, waardoor de rente en kosten van de scheepshypotheek niet als aftrekbare kosten kunnen worden aangemerkt. De belanghebbende had ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, omdat hij informatie had ontvangen van een medewerker van de belastingtelefoon. Het hof oordeelde echter dat deze informatie niet voldoende was om te concluderen dat de belanghebbende recht had op volledige aftrek van de kosten en rente.

Het hof bevestigde de uitspraak van de inspecteur en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. Er waren geen termen aanwezig voor een veroordeling tot betaling van proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om goed geïnformeerd te zijn over de aftrekbaarheid van kosten en de voorwaarden die daaraan verbonden zijn, vooral in het geval van bijzondere activa zoals schepen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Tweede meervoudige belastingkamer 10 juli 2001
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
nummer : 398/99
belanghebbende : X
te : Y
tegen : het hoofd van de Belastingdienst/Particulieren Y (: de inspecteur)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 1997
mondelinge behandeling : op 26 juni 2001 te Leeuwarden door mr Pruiksma, vice-president als voorzitter, mrs Huiskes en Fransen, beiden raadsheer, in tegenwoordigheid van mw mr de Jong-Braaksma, als griffier
verschenen : belanghebbende alsmede de inspecteur
geschilpunten : -rente en kosten scheepshypotheek volledig aftrekbaar?
- is er sprake van in rechte te beschermen vertrouwen?
Beslissing:
Het hof bevestigt de uitspraak van de inspecteur
De gronden:
De feiten:
1. Belanghebbende, geboren op 17 oktober 1955 en ongehuwd, is gedurende onder meer het onderhavige jaar werkzaam bij het Ministerie van Defensie.
2. In 1997 heeft belanghebbende het –in 1876 gebouwde- zeiljacht F met monumentale waarde aangekocht. Het betreft één van de twee overgebleven origineel Friese jachten gebouwd door E te K (: het zeiljacht).
3. De aankoop van het zeiljacht heeft belanghebbende gefinancierd door middel van een zogenaamde scheepshypotheek. Hij heeft in het onderhavige jaar ter zake van die hypotheek in totaal f 10.089,- aan rente en kosten betaald.
Daarnaast heeft hij met betrekking tot overige schulden in totaal een bedrag van f 6.529,55 aan –naar tussen partijen niet in geding is: consumptieve- rente betaald.
4. Belanghebbende gebruikt het zeiljacht alleen maar voor eigen pleziertochten en niet om er in te wonen.
5. Belanghebbende is –kort gezegd- van mening dat de door hem in het onderhavige jaar betaalde kosten en rente met betrekking tot de scheepshypotheek volledig aftrekbaar zijn. De inspecteur stelt zich daarentegen –kort weergegeven- op het standpunt dat ten aanzien van de totaal door belanghebbende betaalde rente en kosten van schulden slechts het wettelijke maximum van f 10.000,- aftrekbaar is. Hij heeft bij de aanslagregeling in dit verband dan ook een bedrag van f 6.618,- gecorrigeerd. Na bezwaar heeft hij zijn standpunt gehandhaafd.
De rechtsoverwegingen:
6. Gelet op de vaststaande feiten onder 4. alsmede de omstandigheid dat gesteld noch aannemelijk is geworden dat het zeiljacht geschikt is om bewoond te worden, is het hof van oordeel dat het zeiljacht niet kan worden beschouwd als een woonschip in de zin van artikel 26, lid 1, aanhef en onder a. van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (: de wet), zodat er geen sprake is van een bron van inkomen. De rente en kosten van de scheepshypotheek kunnen derhalve niet worden aangemerkt als aftrekbare kosten als bedoeld in artikel 35 van de wet.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan het zeiljacht evenmin worden aangemerkt als een schip dat belanghebbende (of de personen die behoren tot zijn huishouden) anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat als bedoeld in artikel 45,lid 5, aanhef en onder 6. van de wet juncto lid 4 van dat artikel. De inspecteur stelt zich derhalve terecht op het standpunt dat belanghebbende ook voor wat betreft de ter zake van de scheepshypotheek betaalde kosten en rente is onderworpen aan de ingevolge laatstgenoemd artikel geldende aftrekbeperking.
7. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat hij een medewerker van de belastingtelefoon de situatie met betrekking tot de scheepshypotheek heeft uitgelegd en dat die medewerker hem vervolgens heeft meegedeeld dat hij alle bescheiden met betrekking tot de scheepshypotheek bij de aangifte diende te voegen, uit welke mededeling belanghebbende de conclusie heeft getrokken dat de betaalde rente en kosten volledig aftrekbaar zijn.
Het hof vat belanghebbendes stelling op als een beroep op het vertrouwensbeginsel.
De onderhavige mededeling van de medewerker van de belastingtelefoon kan naar het oordeel van het hof slechts worden opgevat als een aanwijzing met betrekking tot de wijze waarop een aangiftebiljet vóór inzending aan de inspecteur gecompleteerd dient te worden, in die zin dat indien belanghebbende de betreffende aftrekpost opvoert in zijn aangifte de daarop betrekking hebbende bescheiden dienen te worden bijgevoegd en meegezonden.
De medewerker heeft geen uitsluitsel gegeven over de vraag of de betreffende betaalde rente en kosten -in zijn algemeenheid en/of in het onderhavige geval- aftrekbaar zijn.
Van door de inspecteur opgewekt in rechte te beschermen vertrouwen, inhoudende dat belanghebbende recht heeft op volledige aftrek van de betaalde kosten en rente ter zake van de scheepshypotheek, is dan geen sprake.
Dat wordt niet anders doordat de inspecteur aan belanghebbende een voorlopige aanslag conform de ingediende aangifte heeft opgelegd. Uit de toelichting bij die aangifte blijkt immers eenduidig dat de voorlopige aanslag op grond van de in het aangiftebiljet vermelde gegevens wordt opgelegd, dat het aangiftebiljet nog wordt gecontroleerd en dat indien de teruggave niet juist is de teruggave weer geheel of gedeeltelijk moet worden terugbetaald.
8. Het gelijk ligt derhalve aan de kant van de inspecteur. Het beroep is ongegrond.
9. Het hof acht geen termen aanwezig te komen tot een veroordeling tot betaling van een tegemoetkoming in gemaakte proceskosten.
Vastgesteld en uitgesproken ter openbare zitting van het hof te Leeuwarden op 10 juli 2001.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier bij afwezigheid van de voorzitter
mw mr K. de Jong-Braaksma mr H.H.A. Fransen,
lid van deze kamer