ECLI:NL:GHLEE:2001:AB1779

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/30151
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Prof. mr. Aardema
  • mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen beschikking inzake aanslagen verontreinigingsheffing over de jaren 1998 en 1999

In deze zaak gaat het om een verzet van belanghebbende tegen een beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 17 maart 2001. De aanslagen over de jaren 1998 en 1999 waren gedagtekend op respectievelijk 31 januari 1998 en 30 januari 1999. Het bezwaarschrift van belanghebbende is op 8 mei 1999 ingekomen, wat niet binnen de vereiste termijn van zes weken na de dagtekening van de aanslagbiljetten was. Belanghebbende heeft tijdig verzet aangetekend, maar heeft niet verzocht om gehoord te worden. Het hof heeft geen aanleiding gezien om hem uit eigen beweging te horen.

De uitspraak is gedaan door prof. mr. Aardema, vice-president en lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier Lorist. De uitspraak vond plaats op 18 mei 2001. Het hof heeft vastgesteld dat de voorzitter in zijn beschikking het beroep van belanghebbende ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij ook beroep heeft aangetekend tegen de aanslagen over de jaren 1973 tot en met 1997, maar het hof heeft geoordeeld dat hij geen gronden heeft aangedragen die de beschikking voor de jaren 1998 en 1999 onjuist zouden maken.

Uiteindelijk heeft het gerechtshof het verzet ongegrond verklaard, waarmee de eerdere beschikking van de voorzitter in stand blijft. De uitspraak is op 23 mei 2001 aangetekend verzonden aan beide partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 99/30151 18 mei 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 17 maart 2001.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling heffingen van het Wetterskip Fryslân te Leeuwarden (hierna: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslagen in de verontreinigingsheffing over de jaren 1998 en 1999.
Artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht voorziet in de mogelijkheid van voeging van zaken die met elkaar samenhangen en bij één en hetzelfde gerechtshof -zoals in casu- aanhangig zijn. Het gerechtshof zal de zaken dan ook voegen.
Ingevolge artikel 152b van de Provinciewet geschiedt de heffing van de provinciale belastingen met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Ingevolge artikel 23 Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde aanslag, binnen zes weken na dagtekening van het aanslagbiljet een bezwaarschrift indienen bij het hoofd.
Vaststaat dat de aanslag over het jaar 1998 is gedagtekend 31 januari 1998 en de aanslag over het jaar 1999 is gedagtekend 30 januari 1999 en het bezwaarschrift op 8 mei 1999 bij het hoofd is ingekomen,
derhalve niet binnen zes weken na de dagtekening van de aanslagbiljetten.
Op grond van het vorenoverwogene heeft de voorzitter bij voormelde beschikking het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Tegen deze beschikking is belanghebbende tijdig in verzet gekomen, bij een verzetschrift dat is ingekomen op 27 april 2001.
Belanghebbende heeft niet verzocht om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat hij in zijn beroepschrift ook beroep heeft aangetekend tegen de aanslagen over de jaren 1973 tot en met 1997 en dat het gerechtshof over die jaren geen uitspraak heeft gedaan.
Het hof is van oordeel dat, nu belanghebbende in zijn verzetschrift -weliswaar terecht- het hof er op heeft geattendeerd dat het hof nog geen beslissing heeft genomen voor de jaren 1973 tot en met 1997, hetgeen inmiddels is geschied bij beschikking van 16 februari 2001 onder nummer BK 120/01, hij overigens geen gronden aanvoert op grond waarvan de gegeven beschikking voor de jaren 1998 en 1999 onjuist zou zijn.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 18 mei 2001 door prof. mr. Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer.
Op 23 mei 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.