ECLI:NL:GHLEE:2001:AB1602

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
11 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
87/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • prof. mr. Aardema
  • mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in belastingzaak over inkomstenbelasting 1998

In deze zaak heeft het Gerechtshof te Leeuwarden op 11 mei 2001 uitspraak gedaan over het verzet van belanghebbende tegen een eerdere beschikking van de voorzitter van de belastingkamer. De voorzitter had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De gemachtigde van belanghebbende kwam tijdig in verzet, maar verzocht niet om gehoord te worden. Het hof oordeelde dat de uitspraak van de inspecteur, gedateerd op 13 december 2000, niet de juiste datum was voor de aanvang van de beroepstermijn. De relevante uitspraak op het bezwaar was namelijk gedateerd op 30 december 2000, wat bepalend was voor de termijn. Het hof concludeerde dat het beroepschrift, dat op 25 januari 2001 was ingediend, tijdig was ingediend. Het verzet werd gegrond verklaard, en het hof heeft de beschikking van de voorzitter herzien. De uitspraak werd gedaan door prof. mr. Aardema, vice-president, en mr. Drion, raadsheer, in aanwezigheid van de griffier Lorist.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 87/01 11 mei 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzet namens X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 9 februari 2001.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren van de belastingdienst te Groningen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1998.
Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de inspecteur binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij de rechter tot wiens rechtsgebied de standplaats van de inspecteur behoort.
Vaststaat dat de uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 13 december 2000 en het beroepschrift per fax is ingekomen bij het hof op 25 januari 2001, derhalve niet binnen zes weken na de dagtekening van de uitspraak.
Op grond van het vorenoverwogene heeft de voorzitter bij voormelde beschikking het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beschikking is de gemachtigde van belanghebbende tijdig in verzet gekomen, bij een verzetschrift dat is ingekomen op 2 maart 2001.
De gemachtigde van belanghebbende heeft niet verzocht om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
De gemachtigde van belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat hij zijn beroepschrift niet te laat heeft ingediend, daar de uitspraak op het bezwaarschrift was gedagtekend 30 december 2000.
Het hof is van oordeel dat, naar in verzet is gebleken, de onderwerpelijke uitspraak is gedagtekend op 30 december 2000 en niet op 13 december 2000, welke datum de met het beroepschrift meegezonden "beslissing op uw bezwaar" aangaf, doch welk schrijven niet meer dan de motivering van de nog nader te verzenden uitspraak beoogde te zijn, het beroep tijdig is ingediend.
De uitspraak op het bezwaar, welke bepalend moet worden geacht voor de aanvang van de beroepstermijn is gedagtekend 30 december 2000.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet gegrond.
Gedaan op 11 mei 2001 door prof. mr. Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer.
Op 16 mei 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.