ECLI:NL:GHLEE:2001:AB0977

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
322/00
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.S. Pruiksma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Groningen

Op 6 april 2001 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep van X te Z tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Groningen. De naheffingsaanslag was opgelegd op 21 december 1999, omdat het voertuig van de belanghebbende, met kenteken YY-YY-00, geparkeerd stond zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was betaald. De belanghebbende had tijdig bezwaar aangetekend tegen de aanslag, maar dit bezwaar werd op 28 maart 2000 door het hoofd van de afdeling financiën van de gemeente Groningen verworpen. Hierop volgde een beroepschrift dat op 19 april 2000 bij het gerechtshof werd ingediend.

De zaak werd behandeld op 6 februari 2001 in Groningen, waar zowel de belanghebbende als de gemachtigde van het hoofd aanwezig waren. De belanghebbende stelde dat het voor hem onvoldoende duidelijk was dat er parkeerbelasting verschuldigd was op de plek waar zijn auto geparkeerd stond. De gemeente Groningen betwistte dit en stelde dat de informatie voldoende duidelijk was. Het gerechtshof oordeelde dat de gemeente op de juiste wijze had aangegeven dat er in de Frederikstraat, waar het voertuig geparkeerd stond, parkeerbelasting verschuldigd was. De aanwezigheid van borden en de tarieventabel waren voldoende om automobilisten te informeren over de verplichtingen.

Het gerechtshof concludeerde dat de naheffingsaanslag niet ten onrechte was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd mondeling gedaan op 20 februari 2001, met een schriftelijk proces-verbaal dat op 26 februari 2001 aan de partijen werd verzonden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 322/00 6 april 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z
tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling
financiën van de gemeente Groningen (hierna: het hoofd) gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
1. Ontstaan en loop van het geding
Op grond van de Verordening parkeerbelastingen 1991 van de gemeente Groningen is aan belanghebbende op 21 december 1999 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd terzake van het parkeren van belanghebbendes voertuig met het kenteken YY-YY-00.
Tegen die aanslag is door belanghebbende tijdig een bezwaarschrift ingediend. Bij de uitspraak van 28 maart 2000 op dat bezwaarschrift heeft het hoofd belanghebbendes bezwaar verworpen en de aanslag gehandhaafd.
De belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen door middel van een beroepschrift, dat op 19 april 2000 is ingekomen.
Het hoofd heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingezonden.
De zaak is behandeld ter zitting van het gerechtshof op 6 februari 2001 gehouden te Groningen.
Verschenen zijn de belanghebbende alsmede de gemachtigde van het hoofd.
Het gerechtshof heeft op 20 februari 2001 mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal per aangetekende post, ter post bezorgd op 26 februari 2001 aan partijen is verzonden.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
Bij brief, ingekomen op 7 maart 2001, heeft de
belanghebbende verzocht vorenbedoelde uitspraak te vervangen door een schriftelijke overeenkomstig artikel 27d van de Algemene wet rijksbelastingen.
De belanghebbende heeft op 19 maart 2001 het verschuldigde griffierecht voldaan.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbendes motorvoertuig met het bovengenoemde kenteken stond op de voormelde datum geparkeerd aan de Frederikstraat gelegen in de Oosterpoortwijk te Groningen.
2.2 Bij een controle bleek niet dat hij de op grond van de onderdelen I tot en met III van de tarieventabel van de op de artikelen 219 en 225 van de Gemeentewet berustende Verordening parkeerbelastingen 1991 van de gemeente Groningen (: de Verordening) verschuldigde parkeerbelasting op de in artikel 6 van de Verordening vermelde wijze had betaald.
2.3 Belanghebbende weerspreekt niet dat hij zijn onder punt 1.2 weergegeven verplichting niet is nagekomen.
2.4 Blijkens de gedingstukken, waartoe een plattegrond met vermelding van de borden en betaalautomaten behoort, is bij elk van de toegangswegen tot de Oosterpoortwijk een blauw bord geplaatst met de tekst:
"Zone betaald parkeren. Parkeer uw auto en koop direct een kaartje bij de Parkeerautomaat".
Tevens wordt aangegeven wanneer men de zone betaald parkeren (de Oosterpoortwijk) verlaat.
3. Het geschil
Te dezen is in geschil de rechtsgrond van de naheffingsaanslag.
4. De standpunten van partijen
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het hem onvoldoende duidelijk was dat er op de plek waar de auto was geparkeerd parkeerbelasting verschuldigd was. De gemeente is van mening dat dit wel voldoende duidelijk was. Voorts wordt verwezen naar de gedingstukken. Partijen hebben ter zitting hun onderscheiden standpunten gehandhaafd. Door partijen werden ter voormelde zitting aan hun standpunten geen nadere gronden aangevoerd.
5. De overwegingen omtrent het geschil
Naar het oordeel van het gerechtshof maakt de gemeente op de onder punt 1.4 omschreven wijze de automobilisten voldoende duidelijk dat zij zich in een zone bevinden waar de belastingen van artikel 234 van de Gemeentewet van toepassing zijn. De Frederikstraat is binnen deze zone gelegen. De bestreden naheffingsaanslag is naar het oordeel van het gerechtshof dan ook niet ten onrechte opgelegd. Dat automobilisten (ten tijde van het belastbare feit) door plaatsing van een herhalingsbord aan het begin van de Frederikstraat niet opnieuw op het betaalde parkeren werden geattendeerd, maakt vorenstaande niet anders.
6. De conclusie
Het gelijk is derhalve aan de zijde van het hoofd.
7. De proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 6 april 2001 door mr. H.S. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier mevr. mr. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 11 april 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.