ECLI:NL:GHLEE:2001:AB0760

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
555/00
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.H.A. Fransen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; kosten cursus stotteren als bedrijfskosten

Op 23 maart 2001 deed het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, X, in beroep ging tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1998. De belanghebbende was voor het jaar 1998 aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 18.000,-. Na het indienen van bezwaar door de belanghebbende, handhaafde de inspecteur de aanslag. Hierop volgde het beroep bij het hof.

De belanghebbende, die samen met zijn echtgenote een aannemersbedrijf runt, had in 1998 kosten gemaakt voor een cursus stotteren, die hij volgde om zijn communicatie met klanten te verbeteren. De inspecteur betwistte of deze kosten als bedrijfskosten konden worden aangemerkt, en stelde dat ze waren gemaakt om het persoonlijke functioneren van de belanghebbende te verbeteren.

Tijdens de zitting op 13 december 2000 werd het standpunt van de belanghebbende verdedigd, waarbij hij aanvoerde dat de cursus noodzakelijk was voor het voortbestaan van zijn onderneming. Het hof oordeelde dat de kosten van de cursus stotteren in direct verband stonden met de onderneming van de belanghebbende. Het hof concludeerde dat de cursus was gevolgd in het belang van de onderneming en dat de kosten als bedrijfskosten moesten worden aangemerkt.

Het hof verlaagde het belastbaar inkomen tot f 15.723,- en veroordeelde de inspecteur tot vergoeding van het griffierecht en een tegemoetkoming in de proceskosten. De uitspraak werd mondeling gedaan op 27 december 2000 en schriftelijk bevestigd op 10 januari 2001.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 555/00 23 maart 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z
tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen van de belastingdienst te Emmen (: de inspecteur) gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1998.
1. Ontstaan en loop van het geding.
De belanghebbende werd voor het jaar 1998 in de inkomstenbelas-ting/premie volksverzekeringen aangeslagen naar een belastbaar inkomen, als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964, gelijk deze wet voor het onderhavige jaar gold (nader: de Wet), van f 18.000,--.
Op het tijdig ingediende bezwaar van de belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 11 juli 2000 de aanslag gehandhaafd.
De belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen door middel van een beroepschrift, dat op 17 juli 2000 is ingekomen.
De inspecteur heeft een vertoogschrift (met bijlagen) ingezonden.
De zaak is behandeld ter zitting van het hof op 13 december 2000 gehouden te Assen.
Verschenen zijn de belanghebbende, bijgestaan door dhr. A, alsmede de inspecteur.
Het gerechtshof heeft op 27 december 2000 mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal per aangetekende post, ter post bezorgd op 10 januari 2001, aan partijen is verzonden.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
Bij brief, ingekomen op 25 januari 2001, heeft de inspecteur verzocht vorenbedoelde uitspraak te vervangen door een schriftelijke overeenkomstig artikel 27d van de Algemene wet rijksbelastingen.
De belanghebbende heeft op 12 februari 2001 het verschuldigde griffierecht voldaan.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende, geboren op 26 december 1963, drijft in ondermeer het onderhavige jaar voor eigen rekening en risico tezamen met zijn echtgenote een aannemersbedrijf in de vorm van een vennootschap onder firma. Belanghebbende is voor 60% gerechtigd in de winst van de vof en zijn echtgenote voor 40%.
Het bedrijf bestaat -aanvankelijk in de vorm van een eenmansbedrijf- sinds 1995. Voordien is belanghebbende jarenlang als bouwvakker in dienstbetrekking werkzaam geweest.
2.2 Tussen de firmanten is noodgedwongen de volgende werkverdeling afgesproken:
Belanghebbende verricht -eventueel met hulp van ingehuurde vakmensen- de te verrichten bouwwerkzaamheden en onderhoudt -nu hij en niet zijn vrouw de vakkracht binnen de firma is- de telefonische en persoonlijke contacten met (potentiële) klanten over de uit te voeren werkzaamheden en met de leveranciers met betrekking tot het te leveren materiaal, terwijl zijn echtgenote de administratie en boekhouding doet.
2.3 Belanghebbende leed aan een spraakgebrek met als gevolg dat hij in ernstige mate stotterde en hij zich niet (op een adequate wijze) verstaanbaar kon maken.
In 1998 heeft belanghebbende deelgenomen aan een cursus stotteren te Amsterdam, waarvoor in onderhavig jaar -met ingrip van bijkomende kosten (overnachting en eten)- f 4.313,- is betaald.
Na het volgen van deze cursus kan belanghebbende zich goed verstaanbaar maken.
3. Het geschil.
Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of de voor de cursus stotteren gemaakte kosten als kosten van de onderneming dienen te worden aangemerkt, hetgeen belanghebbende bepleit, of dat deze kosten zijn gemaakt om het persoonlijk functioneren van belanghebbende te verbeteren, hetgeen de inspecteur voorstaat.
4. De standpunten van partijen.
Verwezen wordt naar de gedingstukken. Partijen hebben ter zitting hun onderscheidene standpunten gehandhaafd. Door partijen werden ter voormelde zitting aan hun standpunten - behoudende het hieronder vermelde - geen nadere gronden toegevoegd.
5. De overwegingen omtrent het geschil.
5.1 Belanghebbende heeft ter zitting -niet, althans onvoldoende, weersproken- aangevoerd dat hij de cursus stotteren enkel en alleen heeft gevolgd in verband met de door hem voor het bedrijf te verrichten werkzaamheden. Hij dient immers noodgedwongen -hij is de deskundige- de contacten met (potentiële) klanten te onderhouden en is als zodanig het visitekaartje van het bedrijf. Voordat hij de cursus stotteren had gevolgd, verliepen bedoelde contacten met klanten door zijn handicap erg slecht. Hierdoor liep het bedrijf vele opdrachten mis en diende zelfs gevreesd te worden voor het voortbestaan van het bedrijf. Dit heeft belanghebbende tezamen met zijn echtgenote doen besluiten de cursus stotteren te gaan volgen. Dat in een eerder stadium (in verband met zijn persoonlijke functioneren) geen behoefte bestond om de handicap (gedeeltelijke) te verhelpen, blijkt wel uit de omstandigheid dat hij de cursus pas op 35-jarige leeftijd, na de start van het eigen bedrijf, is gaan volgen.
5.2 In beginsel worden kosten als de onderhavige gemaakt om het persoonlijke functioneren van de persoon in kwestie te verbeteren en zijn deze kosten niet te scharen onder de kosten van de onderneming: Ze strekken immers tot duurzame verbetering van de persoonlijke uitrusting, waarvan ook geheel onafhankelijk van de werkzaamheden in de onderneming geprofiteerd wordt.
Bijzondere omstandigheden kunnen naar het oordeel van het hof evenwel leiden tot een ander oordeel.
Op grond van hetgeen belanghebbende ter zitting naar voren heeft gebracht acht het hof aannemelijk dat belanghebbende de cursus stotteren enkel en alleen in het belang van de onderneming heeft gevolgd om met de resultaten van die cursus in het kader van de binnen het bedrijf door hem te verrichten werkzaamheden (veel beter) te kunnen communiceren met klanten/opdrachtgevers, met als doel meer opdrachten binnen te halen om daarmee het voortbestaan van die onderneming veilig te stellen en dat aan het volgen van die cursus geen persoonlijke motieven ten grondslag hebben gelegen.
Onder die omstandigheden staan de ten behoeve van het volgen van die cursus betaalde bedragen in een zodanig rechtstreeks verband met de onderneming dat ze als kosten van die onderneming dienen te worden aangemerkt. Aangenomen moet immers worden dat deze kosten voor belanghebbende en zijn echtgenote in hun hoedanigheid van ondernemer onafwendbaar waren. Dat belanghebbende in zijn persoonlijke functioneren ook voordeel heeft van het middels de cursus verbeterde spraakvermogen doet daaraan dan niet af.
5.3 Het gelijk ligt derhalve aan de kant van belanghebbende.
5.4 Het belastbare inkomen dient als volgt te worden vastgesteld:
Belastbaar inkomen was f 18.000,-
minus: kosten cursus stotteren - 2.587,-
(60%)
plus: minder toevoeging for - 310,-
Belastbaar inkomen wordt f 15.723,-
6. De proceskosten
Het hof acht termen aanwezig de inspecteur te veroordelen in een tegemoetkoming van de door belanghebbende ter zake van de onderhavige beroepsprocedure gemaakte kosten, welke tegemoetkoming het hof bepaald op een bedrag van f 100,- aan reiskosten.
7. De beslissing.
Het hof verklaart het beroep gegrond,
vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van f 15.723,-,
gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van f 60,- aan hem vergoedt,
veroordeelt de inspecteur tot betaling aan belanghebbende van een tegemoetkoming in de proceskosten van f 100,- en
wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten heeft te dragen.
Gedaan op 23 maart 2001 door mr. H.H.A. Fransen, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier- mevr.m-r. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde raadsheer en door voornoemde griffier.
Op 28 maart 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.