ECLI:NL:GHLEE:2001:AA9824

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/00058
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H.S. Pruiksma
  • F.J.W. Drion
  • J. Huiskes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag forensenbelasting door eigenaar recreatiewoning

In deze zaak heeft het Gerechtshof te Leeuwarden op 24 januari 2001 uitspraak gedaan in het beroep van de heer X tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Wymbritseradiel. De zaak betreft een aanslag in de forensenbelasting voor het jaar 1999, opgelegd aan de eigenaar van een recreatiewoning. De aanslag, ter hoogte van ƒ 1.024,--, was gebaseerd op de Verordening forensenbelasting 1999 van de gemeente. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar handhaafde de aanslag in zijn uitspraak van 22 december 1999.

De belanghebbende heeft zijn beroep op 31 januari 2000 ingediend bij het Gerechtshof. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2000 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. De belanghebbende stelde dat de gemeente contractueel afstand had gedaan van haar bevoegdheid om forensenbelasting te heffen, en dat de aanslag onzorgvuldig was opgelegd in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. De heffingsambtenaar ontkende deze stellingen en concludeerde tot bevestiging van zijn uitspraak.

Het Hof oordeelde dat de gemeente niet onzorgvuldig had gehandeld en dat er geen bindend derdenbeding was ontstaan dat de gemeente zou verplichten om af te zien van het heffen van forensenbelasting. Het Hof concludeerde dat de aanslag in overeenstemming was met de geldende verordening en verklaarde het beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 00/00058
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente
Wymbritseradiel (hierna: de heffingsambtenaar of de verweerder) op het bezwaarschrift betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de forensenbelasting voor
het jaar 1999.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De onderwerpelijke aanslag bedraagt ƒ 1.024,-- en is met dagtekening 30 september 1999 aan belanghebbende opgelegd ter zake van de recreatiewoning a-straat 46 te L (hierna: de
recreatiewoning), zulks op grond van de Verordening forensenbelasting 1999 van de gemeente Wymbritseradiel (hierna: de Verordening).
1.2. Tegen deze aanslag heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend dat op 26 oktober 1999 bij de gemeente is ingekomen.
1.3. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak van 22 december 1999 de aanslag gehandhaafd.
1.4. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen.
Het beroepschrift is op 31 januari 2000 ter griffie van het Gerechtshof ingekomen. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Belanghebbende heeft bij brief van 22 september 2000 nadere stukken ingediend. Een afschrift van deze brief is aan verweerder gezonden.
Bij brief van brief 18 oktober 2000 heeft verweerder nadere stukken ingezonden aan het Hof met afschrift aan belanghebbende.
1.6. Bij brief van 19 oktober 2000 heeft belanghebbende opnieuw stukken aan het Hof gestuurd (met afschrift aan verweerder).
1.7. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 1 november 2000 te Leeuwarden. Aldaar zijn verschenen en gehoord Mr. A, advocaat, als
gemachtigde van belanghebbende, alsmede Mr. B, advocaat, als gemachtigde van de heffingsambtenaar, bijgestaan door de heffingsambtenaar en de heer C, hoofd afdeling Financiën.
Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota's moet als hier
ingelast worden aangemerkt.
Zonder bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende bij zijn pleitnota een aantal bijlagen overgelegd.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende is eigenaar van de recreatiewoning, welke gelegen is in het Waterpark D te L.
2.2. In de notariële akte van levering van dertig juli 1998 waarbij het betreffende bouwkavel werd geleverd van E B.V. (: E) aan belanghebbende staat onder meer vermeld:
"Iedere koper is verplicht om gedurende tien jaren na oplevering van de verblijfsrecreatieve woning jaarlijks aan de vereniging van eigenaars naast de ledenbijdrage een vergoeding
van vijfhonderd gulden (ƒ 500,_) te betalen ten behoeve van door de gemeente Wymbritseradeel uit te voeren toekomstig nderhoud aan de openbare voorzieningen in of ten behoeve van het plangebied. Genoemde bedragen zullen (...) door de coöperatie worden geïnd en ieder jaar voor één december aan de gemeente worden afgedragen (...). Volgens verklaring van E is in voormeld bedrag de afkoop van forenzenbelasting ten behoeve
van de gemeente begrepen. De forenzenbelasting zal derhalve niet meer door de koper casu quo zijn rechtsopvolgers behoeven te worden voldaan."
2.3. Bij notariële akte van levering van 22 december 1997 had F B.V. (: F) het bouwterrein, waarvan bovengenoemd bouwkavel deel uitmaakt, geleverd aan E. E en F zijn niet aan elkaar
gelieerd. In deze akte staat onder meer vermeld (aangeduid als kettingbeding):
"Iedere verkrijger is verplicht om gedurende tien jaren na oplevering van de verblijfsrecreatieve woning jaarlijks aan de vereniging van eigenaars naast de ledenbijdrage een vergoeding van vijfhonderd gulden (ƒ 500,_) te betalen ten behoeve van door de gemeente Wymbritseradeel uit te voeren toekomstig onderhoud aan de openbare voorzieningen in of ten behoeve van het plangebied. Genoemde bedragen zullen (...) door de coöperatie worden geïnd en ieder jaar voor één december aan de gemeente worden afgedragen (...). Volgens verklaring van F is in voormeld bedrag de afkoop van forenzenbelasting ten behoeve van de gemeente begrepen. De forenzenbelasting zal derhalve niet meer door E casu quo haar rechtsopvolgers behoeven te worden voldaan."
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de volgende
vragen:
a. heeft de gemeente contractueel afstand gedaan jegens belanghebbende van haar bevoegdheid forensenbelasting te heffen?
b. heeft de gemeente onzorgvuldig dan wel in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur gehandeld door de onderhavige aanslag forensenbelasting op te leggen?
Belanghebbende beantwoordt beide vragen bevestigend en de heffingsambtenaar ontkennend.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting geen nadere argumenten toegevoegd.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de aanslag.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Door belanghebbende wordt niet betwist dat de aanslag in overeenstemming met de rechtsgeldig tot stand gekomen Verordening is opgelegd.
4.2. Uit hetgeen door belanghebbende is aangevoerd kan naar het oordeel van het Hof niet worden geconcludeerd dat de gemeente contractueel afstand heeft gedaan jegens belanghebbende van haar bevoegdheid forensenbelasting te heffen (zo dit al mogelijk zou zijn). Daaraan doet niet af dat de gemeente zeker niet altijd duidelijk is geweest met betrekking tot de forensenbelasting (zie bijvoorbeeld de aan de pleitnota van belanghebbende gehechte brieven van de gemeente van 11 december en 13 december 1996).
4.3. Naar 's Hofs oordeel kan ook niet gezegd worden dat de gemeente onzorgvuldig dan wel in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld door de onderhavige aanslag
forensenbelasting op te leggen. Weliswaar was het beter geweest als de gemeente het haar bij brief van de notaris van 28 januari 1998 toegezonden model van de akte van levering
tussen E en de uiteindelijke kopers had bestudeerd en gewaarschuwd zou hebben dat de passage, zoals hierboven weergegeven onder 2.2, inzake de afkoop van de forensenbelasting niet juist was. Nu dat niet is gebeurd, is daarmee, naar 's Hofs oordeel, nog niet een de gemeente bindend derdenbeding inzake afzien van het heffen van de forensenbelasting tot stand gekomen en gaat het voor het Hof toch te ver om de gemeente op grond van de beginselen van
behoorlijk bestuur in het ongelijk te stellen. Ook anderszins ziet het Hof hiervoor geen reden.
4.4. Gelet op het voorgaande dient te worden beslist als volgt.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 24 januari 2001 door mr. H.S. Pruiksma, vice-president en voorzitter,
mr. F.J.W. Drion en mr. J. Huiskes, raadsheren, in tegenwoordigheid van mw. mr. K. de Jong-Braaksma, griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op 7 februari 2001