ECLI:NL:GHLEE:2001:AA9642

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
216/00
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.H.A. Fransen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door belanghebbende X

Op 19 januari 2001 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak van belanghebbende X tegen de gemeente Heerenveen. De zaak betreft een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 10 december 1999 aan belanghebbende was opgelegd. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat belanghebbende een leenauto had geparkeerd zonder de vereiste vergunning of parkeerkaartje. Belanghebbende had eerder twee parkeervergunningen ontvangen, maar had nagelaten de bezoekersvergunning in de leenauto aan te brengen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Belanghebbende stelde dat de naheffingsaanslag onredelijk was, terwijl de gemeente de aanslag verdedigde. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting had voldaan. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet had voldaan aan de voorschriften die aan de vergunning waren verbonden, en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.

De uitspraak concludeerde dat het beroep van belanghebbende ongegrond was. Het hof heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd op 24 januari 2001 aan beide partijen aangetekend verzonden. De uitspraak is ondertekend door raadsheer H.H.A. Fransen en griffier M. Hiemstra.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 216/00 19 januari 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden,
vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling financiën van de gemeente Heerenveen (hierna: het
hoofd) gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de haar opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
1. Ontstaan en loop van het geding.
Op grond van de Verordening parkeerbelastingen 1999-2 (hierna: de Verordening) van de gemeente Heerenveen is aan belanghebbende op 10 december 1999 om 14:29 uur een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd terzake van het parkeren door belanghebbende van het voertuig met het merk Hyundai Pony, kleur rood met kenteken YY-YY-00. Tegen die aanslag is door belanghebbende tijdig een bezwaarschrift ingediend. Bij de uitspraak van 31 januari 2000 op dat bezwaarschrift heeft het hoofd belanghebbendes bezwaar verworpen en de aanslag gehandhaafd.
De belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen door middel van een beroepschrift, dat op 13 maart 2000 is ingekomen.
De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingezonden.
De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 14 november 2000 gehouden te Leeuwarden.
Verschenen zijn belanghebbende alsmede de gemachtigde van het hoofd.
Na de sluiting van het onderzoek is gebleken dat de zaak nog niet kon worden afgedaan, omdat nog enkele stukken ontbraken. Op verzoek van het gerechtshof heeft het hoofd deze stukken alsnog overgelegd. Afschriften van deze stukken zijn naar belanghebbende gezonden. Belanghebbende heeft hierop niet gereageerd. Partijen hebben afgezien van een tweede mondelinge behandeling van het beroep.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Aan belanghebbende is voor de periode 1 november 1999 tot en met 31 december 2000 tegen betaling van de verschuldigde parkeerbelasting twee parkeervergunningen afgegeven, te weten een bewonersvergunning en een bezoekersvergunning. Deze vergunningen konden worden gebruikt voor parkeren in de a-straat. De bewonersvergunning draagt het kenteken van de auto van belanghebbende, XX-XX-00, op de bezoekersvergunning staat geen kenteken vermeld.
2.2 In verband met de reparatie van belanghebbende's auto, heeft zij van 8 december 1999 tot en met 14 december 1999 gebruik gemaakt van een leenauto van haar garagebedrijf, welke auto het kentekennummer XX-XX-00 draagt.
2.3 Op 10 december 1999 heeft belanghebbende de onder 2.2 genoemde leenauto geparkeerd in de a-straat te Heerenveen. Deze straat is aangewezen als gebied waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Een vergunning, noch een parkeerkaartje was in de leenauto aanwezig. Bij een parkeercontrole is daarom de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
3. Het geschil.
Te dezen is in geschil de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. De standpunten van partijen.
Belanghebbende is van mening dat het opleggen van de naheffingsaanslag onredelijk is. Volgens de gemeente is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Verder wordt verwezen naar de gedingstukken. Partijen hebben ter zitting hun onderscheidene standpunten gehandhaafd. Door partijen werden ter voormelde zitting aan hun standpunten geen nadere gronden aangevoerd.
5. De overwegingen omtrent het geschil.
5.1 Ingevolge artikel 2 van de Verordening worden onder de naam "parkeerbelastingen" de - voor zover hier van belang - volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens de Verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeesters en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven belanghebbendenplaats op de in die vergunning aangegeven wijze.
5.2 Nu aan de parkeercontroleur of anderszins op geen enkele wijze is gebleken dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan, is aan belanghebbende de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Daaraan doet niet af dat belanghebbende, naast een bewonersvergunning, in bezit was van een bezoekersvergunning. In casu had belanghebbende laatstgenoemde vergunning in de auto moeten aanbrengen. Nu zij dat heeft nagelaten, heeft zij niet voldaan aan de voorschriften - waarover belanghebbende overigens uitvoerig is geïnformeerd - die aan die vergunning zijn verbonden. Er is derhalve geen sprake van parkeren met die vergunning.
6. De conclusie
Gelet op het voorgaande is het gelijk aan de zijde van het hoofd.
7. De proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. De beslissing.
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 19 januari 2001 door mr. H.H.A. Fransen, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier mevr. mr. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde raadsheer en door voornoemde griffier.
Op 24 januari 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.