ECLI:NL:GHLEE:2001:AA9641

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
266/00
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • prof. mr. Aardema
  • mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht

Op 19 januari 2001 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak waarin het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het niet betalen van het verschuldigde griffierecht. De griffier had belanghebbende herhaaldelijk verzocht om het griffierecht te betalen, maar hieraan was geen gevolg gegeven. De verzoeken tot betaling werden gedaan via verschillende schriftelijke mededelingen, waaronder een aangetekend schrijven. Omdat de betaling uitbleef, verklaarde de voorzitter van het hof het beroep niet-ontvankelijk. Belanghebbende kwam hiertegen in verzet, maar heeft niet verzocht om het verzet te laten horen. Het hof oordeelde dat het verzet ongegrond was, aangezien belanghebbende eerder had aangegeven het griffierecht niet te zullen betalen. De uitspraak werd gedaan door prof. mr. Aardema, vice-president van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier Lorist. De uitspraak werd op 24 januari 2001 aangetekend verzonden aan beide partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 266/00 19 januari 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzet, gedaan door X te Z, tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 13 oktober 2000, inzake het beroep tegen een beslissing terzake van de verhogingen, opgelegd door de NUON.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (:Awb) is het bij het hof ingesteld beroep niet-ontvankelijk, indien het verschuldigde griffierecht niet is gestort binnen vier weken, nadat de griffier van het hof degene, die het beroep heeft ingesteld, schriftelijk op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen.
Vaststaat, dat de griffier belanghebbende bij schrijven van 22 juni 2000 en bij aangetekend schrijven van 24 juli 2000 en daarna bij schrijven van 30 augustus 2000 heeft verzocht het verschuldigde griffie recht te betalen.
Aan deze verzoeken is geen gevolg gegeven.
Omdat de betaling van het griffierecht is uitgebleven heeft de voorzitter bij voormelde beschikking het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beschikking is belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift, dat is ingediend op 20 oktober 2000.
Belanghebbende heeft niet verzocht om het verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat het onderhavige geval een foutieve rolinschrijving betreft van de griffier.
Het hof is van oordeel dat, nu belanghebbende bij schrijven van 8 september 2000, het hof heeft medegedeeld dat hij het griffierecht niet zal betalen, het verzet ongegrond moet worden verklaard.
De door belanghebbende in zijn verzetschrift genoemde wetsartikelen behoeven derhalve geen betoog meer.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 19 januari 2001 door prof. mr. Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in de tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer.
Op 24 januari 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het gerechtshof te Leeuwarden