ECLI:NL:GHLEE:2000:AD8390

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-000534-00
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Brakenhoff
  • J. Zwerwer
  • M. van Stempvoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen inzake verkrachting en ontucht met minderjarige dochters

Op 16 november 2000 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen, dat op 30 mei 2000 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en ontucht met zijn minderjarige dochters. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het vertrouwen van zijn kinderen ernstig heeft beschaamd en dat zijn gedragingen ernstige schade toebrengen aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de slachtoffers. De verdachte is niet eerder veroordeeld en er is een rapport opgesteld door psychiater W.H. Plaggemars, die concludeert dat de feiten de verdachte volledig kunnen worden toegerekend. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar de bewezenverklaring van andere feiten leidde tot een veroordeling tot een gevangenisstraf van vier jaren. Het hof heeft daarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. De verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven tegen zijn dochters, wat een lange gevangenisstraf rechtvaardigt. Het hof heeft geen termen aanwezig geacht voor een gedeeltelijke voorwaardelijke straf, gezien het ontbreken van een gestructureerd behandelingsplan voor de verdachte. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 57, 246 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000534-00
Arrest d.d. 16 november 2000 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen d.d. 30 mei 2000 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op 19 mei 1939 te Bandung,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI De Grittenborgh,
Kinholtsweg 7, 7909 CA Hoogeveen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman,
mr F. Gosselaar, advocaat te Winschoten.
Het vonnis waarvan beroep.
De arrondissementsrechtbank te Groningen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, één en ander als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel.
De verdachte is d.d. 8 juni 2000 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 2 november 2000 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep.
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Telastelegging.
Het hof neemt uit het beroepen vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding.
Vrijspraak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aldus sub 1 primair, eerste onderdeel en 2 primair aan verdachte is telastegelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring.
(zie de aangehechte, uitgestreepte telastelegging)
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld sub 1 primair, tweede onderdeel en 2 subsidiair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie.
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven:
1. (primair, tweede onderdeel):
Verkrachting, meermalen gepleegd;
2. (subsidiair):
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid.
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering.
De rechtbank heeft de verdachte, onder bewezenverklaring van het sub 1 primair, tweede onderdeel en 2 subsidiair telastegelegde, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft, met betrekking tot dezelfde feiten als door de rechtbank bewezenverklaard, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep - met bewezenverklaring van dezelfde feiten als hiervoor vermeld- de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een reeks van jaren schuldig gemaakt aan verkrachting van een van zijn dochters en aan ontucht, bestaande uit het betasten van de vagina en het doen betasten van verdachtes penis, met een andere, vijftienjarige dochter van hem, gedurende één jaar. Voor dergelijke aantastingen van de lichamelijke integriteit komt alleen een vrijheidsbenemende straf van zeer lange duur in aanmerking.
Verdachte heeft het vertrouwen dat kinderen in hun ouders mogen stellen ernstig beschaamd. Gedragingen als de onderhavige brengen, naar algemeen bekend is, ernstige schade toe aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de slachtoffers.
Verdachte is niet eerder veroordeeld. Over verdachte is gerapporteerd door de psychiater W.H. Plaggemars. Hij komt tot de conclusie dat de feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend. Het hof neemt deze conclusie over en acht verdachte derhalve volledig verantwoordelijk voor hetgeen hij zijn dochters heeft aangedaan.
Onder deze omstandigheden is een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend. Het hof is -eenparig- van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straf, evenals de door de advocaat-generaal gevorderde straf, onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, een en ander zoals hiervoor overwogen, zodat slechts een gevangenisstraf van voormelde duur aangewezen is.
Het hof acht geen termen aanwezig, zoals de raadsman heeft bepleit, een gedeeltelijke voorwaardelijke straf op te leggen, teneinde hulpverlening voor verdachte mogelijk te maken. Zo al een strafmodaliteit, die hulpverlening mogelijk maakt, aan de orde zou zijn, gaat het hof op grond van het ontbreken van een gestructureerd behandelingsplan van verdachte hieraan voorbij.
Toepassing van wetsartikelen.
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 246 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld sub 1 primair, eerste onderdeel en 2 primair telastegelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte als voormeld sub 1 primair, tweede onderdeel en 2 subsidiair telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld sub 1 primair, tweede onderdeel en 2 subsidiair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
- Dit arrest -
Dit arrest is aldus gewezen door mrs Brakenhoff, raadsheer, als voorzitter, Zwerwer en Van Stempvoort, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Hiemstra als griffier, zijnde mr Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
type: PH