[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
BRP-adres: [woonadres], [woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Ook is een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 10 oktober 2019 te Capelle a/d IJssel en/of Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het ter beschikking stellen van bankgegevens en/of pincodes en/of de afgifte van een of meerdere geldbedragen, terwijl hij, verdachte, wist van de verstandelijke en visuele beperking van die [slachtoffer 1], door:
- zich voor te doen als bewindvoerder van die [slachtoffer 1] en/of als bonafide financieel begeleider van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 1] voor te stellen haar vermogen te beleggen in het buitenland om huur- en/of zorgtoeslag te kunnen ontvangen en/of hiertoe een constructie op te zetten en/of
- een of meerdere malen samen met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geldbedragen te pinnen, waarbij hij, verdachte, het op te nemen geldbedrag veranderde en/of zich (een deel van) het geldbedrag toe-eigende (als vergoeding voor zijn diensten) en/of
- een of meerdere malen geld te pinnen met een of meerdere pinpassen van die [slachtoffer 1] zonder haar medeweten/toestemming en/of
- het internetbankieren van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] over te nemen zonder hierbij openheid van zaken te verschaffen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een of meerdere verklaringen te laten ondertekenen waarvan zij de inhoud niet kenden en/of
- meerdere malen (telkens) een of meerdere geldbedragen van de rekeningen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of [moeder slachtoffer 2] over te maken naar de rekening(en) van [bedrijf 1] en/of
- de auto van die [slachtoffer 2] zonder medeweten/toestemming van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] te verkopen en zich de opbrengst toe te eigenen en/of geen duidelijkheid te verschaffen over de opbrengst van de auto,
waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiften en/of ter beschikking stelling van gegevens;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 10 oktober 2019 te Capelle a/d IJssel en/of Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, althans in Nederland opzettelijk een of meerdere geldbedragen en/of een auto en/of een of meerdere pinpassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorden aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [moeder slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als financieel begeleider van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 10 oktober 2019, te Capelle a/d IJssel en/of Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, althans in Nederland een of meerdere geldbedragen (van in totaal maximaal €202.454,- euro), althans een of meer voorwerpen, toebehorend aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [moeder slachtoffer 2], heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 31 december 2019 te Capelle a/d IJssel en/of Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, een of meerdere geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een of meerdere (investerings)documenten van het bedrijf [bedrijf 2], valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door briefpapier van het bedrijf [bedrijf 2] handmatig op te maken en/of door een of meerdere documenten op te maken waaruit een vrijwillige investering van €65.000,- euro in het bedrijf [bedrijf 2] blijkt, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
hij op of omstreeks 18 december 2019 te Rotterdam, althans in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid een vrijwillige investering van €65.000,- van [slachtoffer 1] in het bedrijf [bedrijf 2] wordt vermeld op een investeringsdocument en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dat investeringsdocument heeft verstrekt en/of getoond aan (onder meer) [aangever] om aan te tonen dat het vermogen van [slachtoffer 1] vrijwillig is geïnvesteerd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 23 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 01 januari 2015 tot en met 10 oktober 2019 te Capelle a/d IJssel en/of Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas,
althans in Nederlandmet het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst,enhet ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten het ter beschikking stellen van bankgegevens en
/ofpincodes en
/ofde afgifte van
een of meerderegeldbedragen, terwijl hij, verdachte, wist van de verstandelijke en visuele beperking van die [slachtoffer 1], door:
- zich voor te doen als
bewindvoerder van die [slachtoffer 1] en/of alsbonafide financieel begeleider van die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] en
/of
- die [slachtoffer 1] voor te stellen haar vermogen te beleggen in het buitenland om huur- en/of zorgtoeslag te kunnen ontvangen en
/ofhiertoe een constructie op te zetten en
/of
-
een ofmeerdere malen samen met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geldbedragen te pinnen, waarbij hij, verdachte, het op te nemen geldbedrag veranderde en/of zich (een deel van) het geldbedrag toe-eigende
(als vergoeding voor zijn diensten)en
/of
-
een ofmeerdere malen geld te pinnen met een of meerdere pinpassen van die [slachtoffer 1] zonder haar medeweten/toestemming en
/of
- het internetbankieren van die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] over te nemen zonder hierbij openheid van zaken te verschaffen
en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een of meerdere verklaringen te laten ondertekenen waarvan zij de inhoud niet kenden en/of
- meerdere malen (telkens) een of meerdere geldbedragen van de rekeningen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of [moeder slachtoffer 2] over te maken naar de rekening(en) van [bedrijf 1] en/of
- de auto van die [slachtoffer 2] zonder medeweten/toestemming van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] te verkopen en zich de opbrengst toe te eigenen en/of geen duidelijkheid te verschaffen over de opbrengst van de auto,
waardoor die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiften en/of ter beschikking stelling van gegevens;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 01 januari 2015 tot en met 10 oktober 2019 te Capelle a/d IJssel en/of Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas,
althans in Nederlandopzettelijk
een of meerderegeldbedragen en
/ofeen auto en
/ofeen
of meerderepinpas
sen,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deletoebehoorden aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [moeder slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,en welke goederen verdachte
uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als financieel begeleider van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], elk gevalanders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 01 januari 2015 tot en met 10 oktober 2019, te Capelle a/d IJssel en/of Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, althans in Nederland
een of meerderegeldbedragen
(van in totaal maximaal €202.454,- euro), althans een of meer voorwerpen,toebehorend aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [moeder slachtoffer 2], heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist
althans redelijkerwijs moest vermoedendat dat
/die voorwerp(en)geldonmiddellijk afkomstig was
/warenuit enig eigen misdrijf;
4.
hij in
of omstreeksde periode van 01 januari 2015 tot en met 31 december 2019 te Capelle a/d IJssel en/of Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas,
althans in Nederland meermalen, althans eenmaal,een
of meerderegeschrift
endat
/diebestemd was
/warenom tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een
of meerdere(investerings)document
envan het bedrijf [bedrijf 2], valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft vervalst door briefpapier van het bedrijf [bedrijf 2] handmatig op te maken en/ofdoor een
of meerderedocument
enop te maken waaruit een
vrijwilligeinvestering van €65.000,-
euroin het bedrijf [bedrijf 2] blijkt, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken;
5.
hij op
of omstreeks18 december 2019 te Rotterdam,
althans in Nederlandopzettelijk gebruik heeft gemaakt van een
of meerderevals
e en/of vervalstegeschrift
end
atbestemd
warenwasom tot bewijs van enig feit te dienen, als ware
dezeditecht en onvervalst, bestaande die valsheid
of vervalsinghierin dat in strijd met de waarheid een
vrijwilligeinvestering van €65.000,- van [slachtoffer 1] in het bedrijf [bedrijf 2] wordt vermeld op een investeringsdocument en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dat investeringsdocument heeft verstrekt en
/ofgetoond aan (onder meer) [aangever] om aan te tonen dat het vermogen van [slachtoffer 1] vrijwillig is geïnvesteerd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van de onder 1 tenlastegelegde oplichting in hoger beroep geen verweer meer wenst te voeren. Ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde, te weten verduistering, dient de verdachte echter partieel te worden vrijgesproken van de verduistering van de geldbedragen, nu deze geldbedragen reeds onder de onder feit 1 tenlastegelegde oplichting vallen en daarmee door misdrijf zijn verkregen. Hiermee is verduistering van diezelfde geldbedragen uitgesloten.
Voorts is aangevoerd dat voor wat betreft de gelden afkomstig van [moeder slachtoffer 2] en het positieve saldo van de erfenis van [moeder slachtoffer 2] de verdachte zich die bedragen niet wederrechtelijk heeft toegeëigend. Ook heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van feit 4, te weten valsheid in geschrifte, en 5, het gebruik maken van het vervalste document, dient te worden vrijgesproken, nu niet is gebleken dat er sprake is van vervalsing.
Het hof stelt de navolgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte heeft [slachtoffer 1] en haar moeder [slachtoffer 2] in 2014 leren kennen, nadat zij zich hadden gewend tot de Rechtswinkel Capelle aan den IJssel, waar de verdachte als vrijwilliger werkzaam was. Een groot deel van het vermogen van [slachtoffer 1] stond onder testamentair bewind van haar ooms in verband met de door haar ontvangen erfenis van € 165.000,- van haar vader. Nadat [slachtoffer 1] problemen ervoer in de relatie met haar ooms, wendde zij zich tot de rechtswinkel voor advies. [slachtoffer 1] heeft een verstandelijke en een fysieke beperking, in de vorm van een beperkt gezichtsvermogen. Zij functioneert op het niveau van een 10-12 jarige. Ook haar moeder, [slachtoffer 2], is een kwetsbaar persoon, door haar hoge leeftijd (geboren in 1948) en zeer broze gezondheid. De verdachte heeft [slachtoffer 1] geadviseerd de bewindvoering te wijzigen en hij heeft haar bij dit traject begeleid. Door toedoen van de verdachte werd een andere bewindvoerder benoemd, die na een korte kennismaking geen contact meer heeft gehad met [slachtoffer 1]. De verdachte heeft gefungeerd als contactpersoon. De verdachte heeft zich vervolgens opgeworpen als financieel adviseur voor [slachtoffer 1] en gaandeweg ook voor [slachtoffer 2]. In deze hoedanigheid kreeg de verdachte toegang tot de bankrekeningen van beiden.
[slachtoffer 1] heeft geen inzicht in de waarde van geld, kan niet zelfstandig bij de pinautomaat geld opnemen en kan niet internetbankieren. De verdachte hielp haar hiermee en zij had daarbij een groot vertrouwen in de verdachte.
Kort na de ontmoeting met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de verdachte het bedrijf [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]) opgericht. In totaal heeft de verdachte een bedrag van
€ 65.490,- overgemaakt vanaf de ING-rekening van [slachtoffer 1] en € 11.165,- vanaf de ING-rekening van [slachtoffer 2] naar [bedrijf 1]. Verder is er vanaf de ING-rekening van [slachtoffer 1] voor € 19.210,- gepind en voor € 60.400,- contant opgenomen bij de bank. Vanaf de Rabobank-rekening van [slachtoffer 1] is voor € 5.140,- gepind.
De verdachte heeft verklaard dat hij een bedrag van
€ 65.000,- voor [slachtoffer 1] heeft geïnvesteerd in China en dat hij tevens geldbedragen ontving van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor zijn werkzaamheden. Over het betalen van deze vergoedingen voor zijn werkzaamheden waren geen afspraken gemaakt.
De tenlastelegging van feiten 1 en 2
Tijdens een ziekenhuisopname van [slachtoffer 2] verslechterde de gezondheid van haar moeder [moeder slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] heeft toen het aanbod van de verdachte om rekeningen te betalen aangenomen en hem de pinpas met pincode van de rekening van [moeder slachtoffer 2] gegeven. Toen [moeder slachtoffer 2] kort daarna, in februari 2017, overleed heeft de verdachte met goedkeuring van [slachtoffer 2] de uitvaart van [moeder slachtoffer 2] en de afhandeling van haar nalatenschap op zich genomen. De verdachte heeft de uitvaart verzorgd en er zorg voor gedragen dat de woning van [moeder slachtoffer 2] werd leeggehaald. Toen [slachtoffer 2] navraag deed naar het saldo van de erfenis, vertelde de verdachte haar dat hij dusdanig veel kosten had moeten maken dat er niets van het geld van [moeder slachtoffer 2] was overgebleven. Hoewel het afhandelen van de nalatenschap met goedkeuring heeft plaatsgevonden, heeft de verdachte zich het positieve saldo van de nalatenschap toegeëigend, te weten een geldbedrag van € 33.700,-. Ook heeft de verdachte een bedrag van € 8.800,- gepind van de rekening van [moeder slachtoffer 2], toen zij nog leefde. Deze geldbedragen zijn – gelet op de tenlastegelegde oplichting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dus
nietvan [moeder slachtoffer 2] – niet tenlastegelegd onder feit 1. Het hof is van oordeel dat deze geldbedragen door de verdachte zijn verduisterd.
Namens de verdachte is aangevoerd dat (een deel van) deze bedragen zijn aangewend voor de kosten verbonden aan activiteiten ter afwikkeling van de nalatenschap waaronder de kosten van de begrafenis en de vergoeding van de door hem in dat kader geleverde diensten. Het hof stelt vast dat blijkens een factuur gedateerd 24 februari 2017 kosten voor de uitvaart van [moeder slachtoffer 2] op 10 februari 2017 aan [bedrijf 1] in rekening zijn gebracht voor een bedrag van € 4.731,45. Voor het overige is in de administratie van (het bedrijf van) de verdachte geen andere rekening of afschrijving aangetroffen die in verband kan worden gebracht met [moeder slachtoffer 2] voor (het restant van) voornoemde bedragen. Evenmin zijn facturen of declaraties van de verdachte voor de beweerdelijk door hem geleverde diensten aangetroffen. Dat er een volmacht is van [slachtoffer 2], waarin zij de verdachte toestemming geeft om op treden als belangenbehartiger voor de afwikkeling van de opname in het verzorgingshuis van haar moeder,
maakt nog niet dat hij gerechtigd was voornoemde bedragen zich toe te eigenen.
Ten aanzien van de valsheid in geschrifte en het gebruik maken van dit vervalste document is het hof van oordeel dat de stelling van de verdachte dat door de verdachte voor [slachtoffer 1] is geïnvesteerd in China, niet aannemelijk is geworden. Hierbij weegt het hof mee dat de naam van [slachtoffer 1] in het document waaruit haar investering zou moeten blijken, niet voorkomt. Ook zijn blanco briefpapier met briefhoofd en stempels van het desbetreffende Chinese bedrijf aangetroffen in de woning van de verdachte. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat het document op 6 december 2019 is opgemaakt op de computer van de verdachte, terwijl de investering reeds in 2015/2016 zou zijn gedaan. Pas op het moment dat de werkgever van [slachtoffer 1] blijft aandringen op bescheiden waaruit blijkt van de gestelde investering in China, wordt het document opgemaakt en overhandigd. De voorgaande feiten en omstandigheden - in onderlinge samenhang bezien - maken dat naar het oordeel van het hof sprake is van het valselijk opmaken van het document waaruit de investering van [slachtoffer 1] zou moeten blijken. Door dit document aan de werkgever van [slachtoffer 1] te overhandigen, heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het gebruik hiervan.
De verweren van de verdediging worden dan ook verworpen.
Voorwaardelijk verzoek van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het voorwaardelijke verzoek gedaan tot het voegen van de financiële administratie van [moeder slachtoffer 2] in het dossier, ingeval het hof de verdediging niet zou volgen in het verweer over het ontbreken van de wederrechtelijke toe-eigening van de erfenis van mevrouw [moeder slachtoffer 2].
Op het verzoek is het noodzaakscriterium van toepassing. Het dossier bevat reeds een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 juni 2020, waarin is beschreven dat tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte verschillende mappen zijn aangetroffen, met daarin bescheiden op naam van [moeder slachtoffer 2]. Zo werd haar bankpas aangetroffen en een map met bankafschriften. Ook werd een kopie van afgifte van sieraden aangetroffen, evenals een donorregister, uitvaartpapieren en folders, documenten van de levensverzekering en een volmacht, getekend door [slachtoffer 2]. De vele bankafschriften zijn als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd, net als alle andere aangetroffen documenten. Gelet op dit uitgebreide proces-verbaal had van de verdediging verwacht mogen worden dat nader zou worden gespecifieerd welke aanvullende stukken van de financiële administratie ontbreken terwijl kennisneming daarvan noodzakelijk is. Nu de verdediging dit heeft nagelaten, acht het hof zich voldoende voorgelicht. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert op: