Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 28 november 2023 waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 1 november 2023;
- de memorie van grieven van [appellant] ;
- de memorie van antwoord van de Staat;
- de productie (e-mailcorrespondentie met verkeerstoren strafrecht Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch) die [appellant] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
In de zaken die tenlastegelegd zijn aan de verdachte is telkens gebruik gemaakt van dezelfde modus operandi en was de leverancier telkens een van de verdachten.De parketsecretaris heeft een overzicht gemaakt van de stukken die niet door de zaaksofficier van justitie aan het procesdossier zijn toegevoegd. Hieronder vallen:
Het Openbaar Ministerie is de partij die het dossier samenstelt en dit dossier aan de rechter voorlegt. (…)
In de zaak van cliënt gaat het om een omvangrijk dossier, waarbij het ook gaat om een omvangrijke hoeveelheid reststukken. Al eerder werd discussie gevoerd over de inhoud van het dossier en werd verzocht om inzage in deze stukken. Het is de verdediging gebleken dat het openbaar ministerie in andere zaken minder moeite heeft gekregen met het verlenen van inzage in deze stukken. Nu er een andere wind lijkt te waaien verzoek ik u dan ook om de verdediging toe te staan de reststukken in het onderzoek Mega Luiperd – ergens op een politiebureau waar deze waarschijnlijk liggen – in te zien.”
4.Civiele procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Geschil
nietaan dat dossier zijn toegevoegd. Dit was voor de voorzieningenrechter in de rechtbank duidelijk gemaakt, zo blijkt onder meer uit de overwegingen 4.1 – 4.4 van het vonnis, en ook het hof gaat daarvan uit.
strafrechter die beoordeelt of het verzoek aan de daaraan te stellen eisen voldoet – en zo nee, of bij afwijzing van het verzoek een fundamenteel recht of de Richtlijn of een andere rechtsregel wordt of zal worden geschonden. Het is ook de
strafrechter die moet beoordelen aan de hand van welke maatstaf hij zijn beslissing op het verzoek dient te nemen (zoals bijvoorbeeld het relevantiecriterium, een afzonderlijke belangenafweging, een gebleken noodzaak, (on)verenigbaarheid met de in artikel 187d Sv genoemde belangen, of anderszins, mede gelet op de positie van de verdachte ten aanzien van stukken met hem onbekende inhoud) en in dat kader of alle rechten van de verdachte in zijn strafproces worden gerespecteerd, rekening houdend met onder meer de eisen die het EVRM en de Richtlijn stellen. De strafrechter biedt aldus voldoende rechtsbescherming.
.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 1 november 2023;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de Staat begroot op € 3.389,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover als [appellant] dit bedrag niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.