ECLI:NL:GHDHA:2025:856

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
22-003050-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift in de haven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften. Hij had zich met een voertuig, voorzien van valse bestickering van een bevoorradingsbedrijf, aangemeld als medewerker bij de security van een besloten haventerrein in Rotterdam om toegang te verkrijgen. Het hof oordeelde dat de bestickering een bewijsbestemming had en dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van de valse geschriften. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 150 uren. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een aanpassing van de strafmaat. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte schuldig aan het tenlastegelegde, maar sprak hem vrij van het onderdeel dat hij dit tezamen en in vereniging met anderen had gedaan. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 100 uren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003050-24
Parketnummer: 10-327909-21
Datum uitspraak: 22 april 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 augustus 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 18 mei 2021 tot en met 20 juni 2021, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door (telkens) om toegang te krijgen tot de besloten terminal van [terminal], gelegen op de Maasvlakte Rotterdam,
- op of omstreeks 18 mei 2021 gebruik te maken van een voertuig (te weten een Opel Movano, gekentekend [kenteken 1]), voorzien van (valse) bestickering van het bedrijf [bedrijf], als ware het een voertuig toebehorend aan [bedrijf], terwijl [bedrijf] niet beschikt over een voertuig met het kenteken [kenteken 1] en/of
- op of omstreeks 20 juni 2021 gebruik te maken van een voertuig (te weten een Mercedes Sprinter, gekentekend [kenteken 2]), voorzien van (valse) bestickering van het bedrijf [bedrijf], als ware het een voertuig toebehorend aan [bedrijf], terwijl [bedrijf] niet beschikt over een voertuig met het kenteken [kenteken 2].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft ten aanzien het onderdeel ‘tezamen en in vereniging met een of meer anderen’ vrijspraak gevorderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Gevoerd verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman,
overeenkomstig de ter zitting overgelegde pleit-aantekeningen, gesteld dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij – kort weergegeven - aangevoerd dat de bestickering op de voertuigen geen bewijsbestemming had. Subsidiair heeft hij betoogd, dat er geen sprake was van het gebruik van de geschriften en meer subsidiair dat bij de verdachte het oogmerk ontbrak om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad heeft
een geschrift een bewijsbestemming als er in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit aan wordt toegekend.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast, dat de verdachte beide keren in een voertuig voorzien van bestickering van het bevoorradingsbedrijf voor schepen [bedrijf] reed en zich vervolgens aanmeldde als een medewerker van dit bedrijf, waarna hem door de security toegang tot het haventerrein werd verleend. De security manager [security manager] heeft in dit verband ook verklaard dat hij, gelet op de
herkenbaarheid van het voertuig, geen reden had om er aan te twijfelen dat de verdachte een medewerker van [bedrijf] was. Het hof is gelet op deze context van oordeel dat de bestickering van de voertuigen een bewijsbestemming in de zin van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht had.
Met betrekking tot het subsidiair gevoerde verweer overweegt het hof dat, anders dan de raadsman heeft gesteld, uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de bestickering op voertuigen
zelfis gebruikt als middel ter misleiding tegenover derden om daarmee toegang te krijgen tot het haventerrein. De bestickering was immers juist bedoeld om geen argwaan op te wekken bij degene die belast was met de beveiliging van het haventerrein. Zoals uit de hierboven aangehaalde verklaring van de security manager kan worden afgeleid, is juist vanwege de herkenbaarheid van het voertuig bij hem geen argwaan ontstaan.
Het hof overweegt voorts dat de verdachte heeft gehandeld met vol opzet. Het is een feit van algemene bekendheid dat een haventerrein een besloten terrein betreft en dat alleen aan personen met een rechtmatig doel de toegang tot dit terrein wordt verleend. De verdachte heeft beide keren door middel van valse bestickering en aanmelding bij de securitymedewerker toegang verkregen tot het terrein, terwijl hiervoor voor hem geen enkele legale aanleiding bestond. Uit de bewijsmiddelen of uit een verklaring van de verdachte, welke ontbreekt, kan evenmin worden afgeleid dat de verdachte een rechtmatig doel had het haven terrein te betreden
.De verdachte heeft, zodoende, opzettelijk gebruik gemaakt van de valse geschriften.
Het hof verwerpt de verweren.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten tezamen en in verenging met een of meer anderen heeft gepleegd. Het hof zal de verdachte van dit onderdeel in de tenlastelegging vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, in
of omstreeksde periode van 18 mei 2021 tot en met 20 juni 2021, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse
en/of vervalstegeschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door (telkens) om toegang te krijgen tot de besloten terminal van [terminal], gelegen op de Maasvlakte Rotterdam,
- op
of omstreeks18 mei 2021 gebruik te maken van een voertuig (te weten een Opel Movano, gekentekend [kenteken 1]), voorzien van
(valse
)bestickering van het bedrijf [bedrijf], als ware het een voertuig toebehorend aan [bedrijf], terwijl [bedrijf] niet beschikt over een voertuig met het kenteken [kenteken 1] en
/of
- op
of omstreeks20 juni 2021 gebruik te maken van een voertuig (te weten een Mercedes Sprinter, gekentekend [kenteken 2]), voorzien van
(valse
)bestickering van het bedrijf [bedrijf], als ware het een voertuig toebehorend aan [bedrijf], terwijl [bedrijf] niet beschikt over een voertuig met het kenteken [kenteken 2].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in korte tijd twee keer schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door het gebruik maken van voertuigen voorzien van valse bestickeringen van het bevoorradingsbedrijf [bedrijf]. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat in een juist gebruik van geschriften moet kunnen worden gesteld en waarvan in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden uitgegaan, geschaad.
Met de rechtbank, neemt het hof daarbij in aanmerking dat de voertuigen voorzien van een valse bestickering zijn gebruikt om toegang te krijgen tot [terminal], de plek waar niet zelden schepen binnenkomen met containers waarin cocaïne wordt meegesmokkeld. Dergelijke voertuigen zoals die door de verdachte zijn gebruikt, worden dan ingezet om mensen te vervoeren naar het haventerrein, zodat zij vervolgens weer de cocaïne uit de containers kunnen halen. Of om met ‘uitgehaalde’ cocaïne ongezien het haventerrein te verlaten. Deze zogenoemde ‘uithalers’ en de ‘uitgehaalde’ drugs vormen een groot probleem in de Nederlandse havens. Het faciliteren van dergelijke uithalers is naar het oordeel van het hof een ernstig vergrijp.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
24 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Ook houdt het hof rekening met de relatief jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheid dat het oudere feiten betreft.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. B. Vogel, als voorzitter, en mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. W.J. van Boven, leden, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 april 2025.