ECLI:NL:GHDHA:2025:703

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
200.350.742/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe echtscheidingssituatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam van 4 november 2024 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd tot 16 november 2025. De moeder stelt dat er geen noodzaak meer is voor de ondertoezichtstelling, omdat de ouders hun onderlinge strijd hebben weten te staken en zij in staat zijn om samen beslissingen te nemen over de hulpverlening voor de kinderen. De vader steunt het standpunt van de moeder en benadrukt de positieve ontwikkelingen in hun situatie.

De gecertificeerde instelling daarentegen, die betrokken is bij de ondertoezichtstelling, heeft betoogd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft vanwege de langdurige en complexe scheiding tussen de ouders, die schadelijk is geweest voor de ontwikkeling van de minderjarigen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn geweest om het belang van de minderjarigen voorop te stellen. Ondanks de positieve stappen die de ouders hebben gezet, zijn er nog steeds ernstige zorgen over de situatie van de kinderen.

Het hof heeft de wettelijke vereisten voor de verlenging van de ondertoezichtstelling als voldaan beschouwd en heeft de bestreden beschikking bekrachtigd. De beslissing is genomen met het oog op de bescherming van de minderjarigen en hun ontwikkeling, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met de verzoeken van de minderjarigen zelf. De uitspraak benadrukt het belang van voortdurende hulpverlening voor de kinderen, ondanks de inspanningen van de ouders om de situatie te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team familie
zaaknummer : 200.350.742/01
zaaknummer rechtbank : C10/687220
rekestnummer rechtbank : JE RK 24-2181
beschikking van de meervoudige kamer van 9 april 2025
inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader;
- Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 4 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaak- en rekestnummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 4 februari 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De gecertificeerde instelling heeft op 3 maart 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3
De raad heeft het hof bij brief van 26 februari 2025 laten weten niet ter zitting vertegenwoordigd te zullen zijn.
2.4
De voorzitter heeft op 10 maart 2025 met de hierna te noemen minderjarigen gesproken.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 14 maart 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling] .

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ),
en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ),
gezamenlijk ook te noemen: de minderjarigen.
3.3
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
3.4
[minderjarige 1] woont bij de vader.
3.5
[minderjarige 2] woont bij de moeder.
3.6
Bij beschikking van 16 februari 2021 van de rechtbank Rotterdam zijn de minderjarigen voor het eerst onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is telkens verlengd.

4.Waar de zaak over gaat

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 16 november 2025.
4.2
De moeder verzoekt het hof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling over de minderjarigen te verlengen, af te wijzen.
4.3
De gecertificeerde instelling verweert zich hiertegen en verzoekt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder stelt dat er geen noodzaak is voor een ondertoezichtstelling. De ouders hebben hun onderlinge strijd weten te staken, zodat het beter gaat met de minderjarigen. Ook zijn de ouders bereid hulpverlening in het vrijwillig kader in te zetten. De vader heeft zich heel erg ingezet om hulpverlening in te schakelen voor [minderjarige 1] en bewerkstelligd dat de intake bij [hulpverleningsinstantie 1] van de grond is gekomen. De aanmelding en de periode op de wachtlijst heeft lang geduurd. De gecertificeerde instelling heeft geen aandeel gehad in de aanmelding. Er is op dit moment te veel hulpverlening rondom [minderjarige 1] , waardoor haar school door de vele afspraken in het gedrang komt. De moeder is van mening dat zij samen met de vader in staat is om in overleg te beslissen welke hulpverlening voor [minderjarige 1] nodig is. Voor [minderjarige 2] is op dit moment geen hulp en begeleiding nodig. De ouders zijn in staat te herkennen als het niet goed gaat met [minderjarige 2] en alsdan de juiste hulp te zoeken. De gecertificeerde instelling heeft nauwelijks invulling gegeven aan de ondertoezichtstelling en deze heeft dan ook geen meerwaarde. Subsidiair is de moeder van mening dat de duur van de verlenging niet passend is en dat deze bekort dient te worden. De moeder heeft ter zitting nog verzocht dat, als de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] alsnog noodzakelijk wordt geacht door het hof, deze in ieder geval voor [minderjarige 1] wordt opgeheven.
5.2
De vader sluit zich aan bij het standpunt van de moeder. In de afgelopen periode is veel positiefs gebeurd en de vader betreurt het dat de gecertificeerde instelling slechts naar de dingen kijkt die fout zijn gegaan. De vader heeft een grote steek laten vallen door [minderjarige 1] uit huis te laten plaatsen. Door haar schommelende bloedwaardes was zij een extreme puber. Sinds kort gaat zij naar een speciale school waar diëtisten, psychologen en dergelijke aanwezig zijn. Daar leert zij omgaan met haar chronische aandoening. Dat zij hulp nodig heeft om zaken te verwerken, snapt de vader, maar hij denkt dat deze hulp op de nieuwe school aanwezig is.
5.3
De gecertificeerde instelling stelt zich op het standpunt dat de ondertoezichtstelling vooralsnog noodzakelijk is. De ouders hebben vijf jaar lang een ernstige onderlinge strijd gevoerd waarbij de minderjarigen klem zaten en belast werden met de problematiek van de ouders. Deze langdurige complexe scheiding tussen de ouders heeft ervoor gezorgd dat de minderjarigen in hun ontwikkeling zijn bedreigd. Zo heeft [minderjarige 1] vier en een half jaar geen contact gehad met de moeder. [minderjarige 1] heeft lang op een wachtlijst gestaan voor hulpverlening en toen er plek was, vonden de ouders dat er geen hulp nodig was. [minderjarige 2] heeft baat bij de hulpverlening vanuit [hulpverleningsinstantie 2] . Hoewel ouders in het afgelopen jaar een grote stap hebben gezet om de onderlinge verhouding te verbeteren, is het niet gelukt om deze positieve ontwikkeling steeds vol te houden. Betrokkenheid van de gecertificeerde instelling is nog nodig om de positieve ontwikkeling door te zetten. [minderjarige 1] had haar diabetes niet onder controle en heeft strafbare feiten gepleegd, zelfbepalend gedrag vertoond en kon niet meedraaien op school. De ouders onderschatten de hulp die de minderjarigen nodig hebben en accepteren om die reden de noodzakelijke zorg niet.
5.4
Op grond van artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.5
Evenals de kinderrechter en op dezelfde gronden als de kinderrechter, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten voor een (verlenging van de) ondertoezichtstelling. In hoger beroep zijn geen feiten gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden. Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat de ouders sinds hun scheiding niet in staat zijn geweest om het belang van de minderjarigen voorop te stellen. De minderjarigen zijn nu 16 en 8 jaar oud en hebben al vijf jaar lang te maken met ernstige escalaties tussen de ouders, onder andere leidend tot een jarenlange verbreking van het contact tussen [minderjarige 1] en de moeder. Zij zijn ernstig belast en beschadigd door de jarenlange strijd van de ouders en zijn hierdoor onvoldoende toegekomen aan hun eigen sociaal-emotionele ontwikkeling. De ouders zeggen dat zij de ernst van de situatie erkennen en dat zij sinds september 2024 een eind hebben gemaakt aan de strijd en op aanvaardbaar niveau met elkaar te kunnen communiceren. Half november was er echter opnieuw een escalatie tussen de ouders waardoor de communicatie tussen hen wegviel. Op 5 december 2024 is een melding bij de gecertificeerde instelling en Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond gedaan over de situatie bij de moeder thuis op 30 november 2024. De politie is die avond naar het huis van de moeder gegaan en trof daar de moeder en een man aan die beiden onder invloed van alcohol en/of drugs waren en waar cocaïne op een kinderbordje lag naast de tekenboeken en speelgoed voor kinderen. De moeder was dusdanig onder invloed dat er geen fatsoenlijk gesprek met haar te voeren was. De avond voor het gesprek dat de voorzitter met de minderjarigen had is de situatie wederom geëscaleerd tussen de ouders toen de moeder aan de deur kwam bij de vader. De moeder zou [minderjarige 2] ophalen maar is vervolgens zonder haar weggereden en [minderjarige 1] trof haar moeder later die avond onder invloed van alcohol aan. Ondanks het feit dat de ouders hun best doen om de verhoudingen tussen hen te verbeteren en daarin positieve stappen zetten, zoals gezamenlijk uitjes ondernemen, blijkt het een proces van vallen en opstaan. Met name de moeder lijkt zeer wisselend te zijn in haar emoties en gedrag, hetgeen zeer schadelijk is voor de minderjarigen. Hoewel de ouders tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard dat de minderjarigen hulpverlening nodig hebben, willen zij deze tegelijkertijd (deels) stopzetten. Het hof acht hulpverlening voor de minderjarigen echter geboden en daarvoor een verlenging van de ondertoezichtstelling dan ook noodzakelijk.
5.6
Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. Voor een bekorting van de termijn zoals de moeder heeft verzocht, ziet het hof gezien de ernst van de problematiek geen aanleiding.
Brief aan [minderjarige 1]
5.7
[minderjarige 1] heeft het hof verzocht om de beslissing van het hof aan haar door middel van een brief kenbaar te maken. Het hof zal [minderjarige 1] dan ook een brief sturen, waarvan de tekst als volgt luidt:
“Beste [minderjarige 1] ,
Jij bent op 10 maart 2025 samen met jouw zusje [minderjarige 2] bij het hof geweest voor een gesprek. Jij hebt verteld hoe het met jou gaat en wat jij van de ondertoezichtstelling vindt. Jij vindt de ondertoezichtstelling voor jou niet nodig, omdat jij inmiddels hebt geleerd om te gaan met het gedrag van jouw ouders en jij niet veel aan de ondertoezichtstelling hebt. Het hof zal de ondertoezichtstelling toch verlengen en zal hierbij uitleggen waarom het hof deze beslissing neemt. Jij bent 16 jaar oud en hebt als gevolg van de problematiek van jouw ouders heel veel mee moeten maken. Daarnaast heb je een chronische ziekte die veel aandacht nodig heeft. Ook voel je je als grote zus verantwoordelijk voor [minderjarige 2] . In plaats van onbezorgd kind te kunnen zijn, ben jij belast met de problematiek van je ouders. Het hof vindt het nodig dat je hulpverlening krijgt om dit te kunnen verwerken, want dat kan niemand alleen. Zo kan je je blijven ontwikkelen en zelf een stabiele volwassene worden. Het kan zijn dat de nieuwe school waar je sinds maart op zit voldoende hulp kan bieden, maar om te zorgen dat jij echt de hulpverlening krijgt die jij nodig hebt, vindt het hof het belangrijk dat de jeugdbeschermer daarop toeziet. Samen met haar zou je ook kunnen bekijken wat jou naast school nog zou kunnen helpen, eventueel via [hulpverleningsinstantie 3] of een jongerencoach. Het hof gunt jou en jouw zusje een hele mooie toekomst. Dank voor je komst en het allerbeste toegewenst.”

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. van der Kleijn, A. Zonneveld en M.L.H. Gelauff, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier, en is op 9 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.