ECLI:NL:GHDHA:2025:555

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
200.328.471/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding na geweldsincident in ijssalon

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag is behandeld, vorderde de Vennootschap onder Firma IJssalon My Ice Cream schadevergoeding na een geweldsincident in hun ijssalon. De eigenaar van de ijssalon, samen met twee vennoten, stelde dat er schade was ontstaan aan het interieur van de ijssalon door toedoen van de verweerster, die eerder strafrechtelijk was veroordeeld voor de mishandeling van de eigenaar. De rechtbank had de vordering afgewezen, omdat de IJssalon c.s. niet had kunnen bewijzen dat de schade door de verweerster was veroorzaakt. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de bewijslast bij de IJssalon c.s. lag, en dat er onvoldoende bewijs was geleverd om de schade aan het interieur te onderbouwen. Het hof concludeerde dat de vordering van de IJssalon c.s. niet kon worden toegewezen, en dat zij in de proceskosten van het hoger beroep moest worden veroordeeld. De uitspraak werd gedaan op 18 maart 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.328.471/01
Zaaknummer rechtbank : 939482 RL EXPL 21-13571
Arrest van 18 maart 2025
in de zaak van

1.de Vennootschap onder Firma IJssalon My Ice Cream ,

gevestigd in Den Haag ,
2.
[appellant 2], en
3.
[appellant 3],
beiden wonend in [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. J.L. Oudshoorn kantoorhoudend in Rijswijk (ZH),
tegen
[verweerster],
wonend in [woonplaats] ,
verweerster,
advocaat: mr. O. Albayrak, kantoorhoudend in 's-Gravenhage.
Het hof zal appellanten hierna gezamenlijk ‘ IJssalon c.s. ’ noemen en afzonderlijk ‘ IJssalon ’, ‘ [appellant 2] ’ en ‘ [appellant 3] ’. Verweerster wordt hierna ‘ [verweerster] ’ genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1
IJssalon c.s. stelt dat bij een geweldsincident in de ijssalon (ook) schade aan het interieur is toegebracht. In deze procedure vordert zij die schade. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en het hof bekrachtigt dat oordeel.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 5 juni 2023, waarmee de IJssalon c.s. in hoger beroep is gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 20 januari 2022 en 16 maart 2023 (hierna: de bestreden vonnissen);
  • het (tussen)arrest van 3 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling is gelast (welke behandeling niet is doorgegaan);
  • de memorie van grieven van de IJssalon c.s. , met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van [verweerster] .

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellant 2] en [appellant 3] zijn de vennoten van IJssalon . IJssalon exploiteert een ijssalon in Den Haag.
3.2
Op 3 april 2020 heeft in de ijssalon een geweldsincident plaatsgevonden. Als gevolg daarvan heeft [appellant 2] letsel opgelopen en zijn er vernielingen aan het interieur van de ijssalon toegebracht.
3.3
Op 5 maart 2021 is [verweerster] strafrechtelijk veroordeeld voor de mishandeling van [appellant 2] en vernieling van de ijssalon . In verband hiermee is [verweerster] veroordeeld tot een (deels voorwaardelijke) taakstraf en tot betaling van een schadevergoeding van in totaal € 1.409,00. De schadevergoeding bestaat uit een bedrag van € 409,00 aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade. Ten aanzien van de overig gevorderde schade is [appellant 2] niet ontvankelijk verklaard.
3.4
Bij brief van 7 juli 2021 heeft IJssalon c.s. [verweerster] aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 15.783,91 vanwege materiële schade op grond van onrechtmatige daad.
3.5
In een rapport van Expertisebureau Dekra van 30 november 2021, dat op verzoek van de IJssalon is uitgebracht, is onder meer het volgende opgenomen:
‘(…)
Uit de camerabeelden en de verschillende getuigenverklaringen die zijn bijgevoegd en de foto’s die direct na het incident zijn genomen is vast komen te staan dat diverse vernielingen zijn aangebracht in de ijssalon van partij 1 op 3 april 2020. De volgende beschadigingen zijn door ons vastgesteld:
  • Pannenkoekenapparaat is volledig kapot;
  • Wafelapparaat is deels beschadigd met name rond het netsnoer;
  • Vitrine toont meerdere beschadigingen;
  • Telefoonscherm van Iphone;
  • Een kras in plexiglas van vitrine;
  • Er is een LED beschadigd in het scherm van het kassasysteem;
  • Toegangsdeur ijssalon toont meerdere beschadigingen die niet partieel hersteld kunnen worden.’
(…)
Op basis van onze bevindingen ter plaatse, de overgelegde aanschaf facturen en de ingediende herstelkostenoffertes hebben wij de gevolgschade als gevolg van de vernielingen in de ijssalon als volgt vastgesteld:
Dagwaarde pannenkoekenapparaat EUR 347,65
Dagwaarde wafelapparaat EUR 228,65
Herstelkosten toegangsdeur, waarbij beslag en
cilindersloten overgezet zullen worden EUR 1.950,00
Herstelkosten nieuw scherm Iphone EUR 285,27
Vervangingswaarde scherm kassa EUR 1.400,00
Vervangingskosten toonbank + balie + klapdeur EUR 7.350,00
Herstelkosten plexiglas voor vitrine EUR 295,00
Herstelkosten paneel vitrine en zijkant glazen ruit vervangen EUR 3.509,00
------------------
Totaal, exclusief btw EUR 15.365,57
Wij hebben nog uitgebreid onderzoek gedaan naar de herstelmogelijkheden van de kassa, omdat hier sprake is van één beschadigde LED in het scherm van de kassa. Uit ons onderzoek is gebleken dat enkel het herstellen van deze beschadigde LED niet mogelijk is, waardoor het gehele kassascherm vervangen dient te worden. (…)’

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
IJssalon c.s. heeft [verweerster] gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, [verweerster] wordt veroordeeld om aan IJssalon c.s. te betalen een bedrag van € 15.783,93, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 932,83 en de wettelijke rente vanaf 22 juli 2021, alsmede met veroordeling van [verweerster] in de proces- en nakosten. Voor haar schadebegroting gaf IJssalon c.s. de volgende specificatie:
vervanging hardglazen deur
€ 2.102,48
schade aan klapdeur, werkbank en toonbank
€ 7.350,00
vervangen plexiglas bovenkant schepijsvitrine
€ 875,00
terminal T2 connect
€ 249,00
vervangen paneel en side glass
€ 3.509,00
all-in-one kassa
€ 1.400,00
reparatie beeldscherm telefoon
€ 298,91
€ 15.784,39
4.2
De kantonrechter heeft bij (tussen)vonnis van 20 januari 2022 IJssalon c.s. opgedragen bewijs te leveren van haar stelling dat voor een bedrag van € 15.783,93 schade is ontstaan aan de hardglazen deur, de klapdeur, de werkbank, de toonbank, de vitrine, een terminal, een paneel, het side glass en de all-in-one kassa van de ijssalon , alsmede aan de telefoon van [appellant 2] en dat al deze schade is veroorzaakt door [verweerster] .
4.3
Bij (eind)vonnis van 16 maart 2023 heeft de kantonrechter geoordeeld dat IJssalon c.s. niet is geslaagd in het leveren van het opgedragen bewijs. De vordering is daarom afgewezen en IJssalon c.s. is in de kosten veroordeeld.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
IJssalon c.s. is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met de bestreden vonnissen. Zij heeft een tweetal grieven tegen de bestreden vonnissen aangevoerd en vordert hetzelfde als bij de kantonrechter.
5.2
Kort gezegd zien de bezwaren van IJssalon c.s. op het volgende: volgens IJssalon c.s. heeft de kantonrechter ten onrechte de bewijslast bij haar gelegd (grief I). Bovendien heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat IJssalon c.s. niet in haar bewijsopdracht is geslaagd (grief II).

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
In hoger beroep staat de vraag centraal of kan worden vastgesteld dat [verweerster] de door IJssalon c.s. gestelde schade aan en in de ijssalon heeft veroorzaakt. Voordat deze vraag wordt beantwoord, beoordeelt het hof eerst op wie daarbij de bewijslast rust.
Bewijslastverdeling
6.2
IJssalon c.s. meent dat de kantonrechter haar ten onrechte heeft belast met het bewijs van de stelling dat [verweerster] de beschadigingen aan het interieur heeft toegebracht. Volgens IJssalon c.s. had (het toebrengen van) de schade direct dan wel na toepassing van de omkeringsregel aan [verweerster] moeten worden toegerekend. Verder is, volgens IJssalon c.s. , niet bepalend welke beschadigingen [verweerster] persoonlijk zou hebben veroorzaakt, omdat [verweerster] op de voet van artikel 6:169 BW (het hof begrijpt dat is bedoeld: artikel 6:166 BW) ook aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door de vriendin en/of de zoon van die vriendin, die haar ten tijde van het incident vergezelden.
6.3
Het hof overweegt als volgt. IJssalon c.s. vordert schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van [verweerster] . Zij stelt, naar de kern genomen, dat door toedoen van [verweerster] schade is veroorzaakt aan de ijssalon . Dat betekent dat op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast hiervan in beginsel op IJssalon c.s. rust. Een andere bewijslastverdeling kan voortvloeien uit de redelijkheid en billijkheid, maar deze toepassing kan slechts met terughoudendheid en onder bijzondere omstandigheden plaatsvinden. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de bewijslast moet worden omgekeerd, is hier echter niet gebleken.
6.4
[De vriendin] en [de zoon van de vriendin] zijn door de politierechter vrijgesproken van de tenlastegelegde vernieling. [verweerster] is daar wél voor veroordeeld, met dien verstande dat zij (partieel) is vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen. Dat volgt (ook) uit de aantekening mondeling vonnis van 5 maart 2021. Dit betekent dat het vonnis slechts dwingende bewijskracht heeft voor de in het vonnis bedoelde vernieling door [verweerster] zelf. Dit doet er overigens niet aan af dat IJssalon c.s. nog steeds de bewijslast draagt voor ook de door die vernieling veroorzaakte schade, voor zover [verweerster] tegenbewijs heeft geleverd.
6.5
Voor een geslaagd beroep op artikel 6:166 BW is nodig dat vaststaat dat ‘één van de tot de groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt’. Dit kan echter noch ten aanzien van [verweerster] (behoudens de pannenkoekenplaat) noch ten aanzien van [de vriendin] of [de zoon van de vriendin] worden vastgesteld. Het hof zal hierna immers oordelen dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de gevorderde schade in de ijssalon op 3 april 2020 door [verweerster] is veroorzaakt. Op de door [verweerster] in de procedure gebrachte videobeelden is evenmin te zien dat [de vriendin] en [de zoon van de vriendin] de door IJssalon c.s. gestelde vernielingen veroorzaken. Dit kan ook niet uit de getuigenverklaringen worden afgeleid. Bij deze stand van zaken kan [verweerster] niet uit hoofde van art. 6:166 BW aansprakelijk worden gehouden voor de in deze procedure gevorderde schade.
6.6
Uit het voorgaande volgt dat grief I faalt.
Gevorderde schade door toedoen van [verweerster] niet vast te stellen
6.7
IJssalon c.s. vordert schadevergoeding ten bedrage van € 15.783,93. Volgens IJssalon c.s. was het interieur van de ijssalon onbeschadigd voordat [verweerster] binnenkwam en is op de kassa ingeslagen met een voorwerp (waarschijnlijk een knuppel). Als gevolg van het om zich heen slaan met een voorwerp en het hard dichtgooien van de deur door [verweerster] is er schade ontstaan aan de hardglazen buitendeur, de klapdeur, werkbank en toonbank, een paneel en side glass. Daarnaast is het plexiglas aan de bovenkant van de ijsvitrine beschadigd geraakt, een terminal om bestellingen op te nemen en de zakelijke telefoon van [appellant 2] , aldus IJssalon c.s.
6.8
[verweerster] betwist dat er schade is ontstaan door haar toedoen. Zij stelt dat zij niet om zich heen heeft geslagen en niet de deur heeft dichtgegooid.
6.9
Het hof overweegt als volgt. Uit het veroordelende vonnis van de politierechter van 5 maart 2021 (parketnummer: 09-091474-20) volgt met dwingende bewijskracht dat [verweerster] vernieling(en) heeft aangebracht aan de ijssalon van [appellant 2] . Het vonnis betreft een zogenaamde aantekening mondeling vonnis en bevat geen toelichting op de omvang van de bewezenverklaarde vernieling(en). Behalve ten aanzien van de pannenkoekenplaat (waarvoor ook de vordering benadeelde partij ten bedrage van € 409,- is toegewezen), kan op basis van dat vonnis niet worden vastgesteld welke schade door [verweerster] is toegebracht. Dat brengt mee dat de door IJssalon c.s. gestelde vernielingen afzonderlijk moeten worden bewezen om voor vergoeding in aanmerking te komen.
6.1
Hoewel daarvoor niet steeds is vereist dat de te bewijzen feiten onomstotelijk komen vast te staan, moet daarover wel een redelijke mate van zekerheid zijn verkregen. Het hof komt tot het oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de gevorderde schade in de ijssalon op 3 april 2020 door [verweerster] is veroorzaakt. In verband daarmee overweegt het hof als volgt.
6.11
In de aangifte van 3 april 2020, die [appellant 2] direct na het incident bij de politie deed, is met betrekking tot de vernieling(en) slechts vermeld dat [verweerster] de pannenkoekenplaat van de balie duwde, waardoor kortsluiting ontstond en de beveiligingscamera ermee stopte. Andere (materiële) schade door vernieling is niet in de aangifte opgenomen en evenmin is gebleken dat op een later moment een nadere beschrijving van de gestelde schade is doorgegeven. Daarmee biedt de aangifte van [appellant 2] zelf geen onderbouwing van de schade die in deze procedure wordt gevorderd. Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerster] in de strafzaak reeds is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding ter zake van de pannenkoekenplaat en deze schade vordert IJssalon c.s. in de onderhavige procedure niet.
6.12
Op de overgelegde camerabeelden is een deel van het incident te zien, te weten tot het moment dat de stroom uitvalt. Op deze beelden is te zien dat [verweerster] met een stok/knuppel [appellant 2] slaat en op enig moment een bakplaat van de toonbank schuift, en daarna de pannenkoekenplaat. Andere (mogelijk) schadeveroorzakende handelingen aan de inventaris of aan het interieur kunnen op basis van de beelden niet worden vastgesteld. Dat de bakplaat schade heeft opgelopen stelt IJssalon c.s. niet en is ook niet uit de beelden af te leiden.
6.13
Ten slotte bieden ook de getuigenverklaringen die zijn afgelegd, onvoldoende onderbouwing voor de in deze procedure gevorderde schade. [verweerster] , [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] (hierna respectievelijk: [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] ) zijn als getuigen door de kantonrechter gehoord. [verweerster] zelf heeft als (partij)getuige verklaard dat zij afgezien van de pannenkoekenplaat niks heeft kapotgemaakt. Zij zegt ook dat de buitendeur steeds heeft opengestaan en dat zij deze niet heeft aangeraakt. Geen van de getuigen verklaart over vernielingen die zijn aangericht door [de zoon van de vriendin] (of meer in het algemeen door een manspersoon).
6.14
[getuige 1] stond volgens zijn verklaring steeds buiten, maar hij ‘zag in de ijssalon een vrouw met een stok slaan. Zij sloeg op de vitrinekast en de toonbank.’ Er zat volgens [getuige 1] een afdruk op de vitrinekast. De vrouw is de zaak uitgezet en of de voordeur achter haar is dichtgedaan, weet [getuige 1] niet meer. Wel dat de vrouw wild om zich heen sloeg. Hij zag ook dat het scherm van het kassasysteem, dat normaal overeind staat, plat lag en dat de pinautomaat op de grond lag. [getuige 3] ging niet direct naar binnen, maar op enig moment wel. Hij zag, volgens zijn verklaring: ‘mevrouw [verweerster] stond bij het kassasysteem en zij begon op alles wat op de toonbank stond te slaan en ze probeerde het om te duwen. Ik zag op een gegeven moment de pannenkoekenautomaat en het wafelijzer en allemaal glas op de grond liggen.’ Verder weet [getuige 3] zich er niet veel van te herinneren. [getuige 2] heeft verklaard dat hij, terwijl hij in de auto langsreed, een vrouw tegen de deur zag schoppen en dat de deur dicht was.
6.15
Geen van de getuigen heeft het over schade aan de balie/toonbank/werkbank en/of de klapdeur. In de fotorapportage is wel enige beschadiging rond de scharnieren van de klapdeur zichtbaar, en zijn ook foto’s van kleine butsen te zien, maar voor het hof is onvoldoende zeker dat dit beschadigingen aan balie/toonbank/werkbank zijn én dat deze door [verweerster] en/of [de vriendin] zijn veroorzaakt. Getuige [getuige 1] heeft wel verklaard dat een vrouw met een stok op de toonbank sloeg, maar die verklaring – ca 2,5 jaar na het incident afgelegd, op basis van een waarneming van buiten de ijssalon – legt onvoldoende gewicht in de schaal voor de vaststelling dat [verweerster] en/of [de vriendin] schade aan de toonbank heeft veroorzaakt. Volgens getuige [getuige 3] begon [verweerster] op alles wat op de toonbank stond te slaan en probeerde ze dat om te duwen, maar uit die verklaring blijkt niet dat [verweerster] en/of [de vriendin] op de toonbank zelf heeft geslagen (en deze heeft beschadigd). De gestelde beschadiging van de balie/werkbank/toonbank en de klapdeur kan op grond hiervan niet worden vastgesteld en zal daarom worden afgewezen.
6.16
Getuige [getuige 1] verklaart dat de vrouw ook op de vitrinekast sloeg. Hij heeft echter niet verklaard te hebben gezien dat er door het slaan ook schade is ontstaan aan de vitrinekast. Hetzelfde geldt voor [getuige 4] , die een schriftelijke verklaring heeft afgelegd en spreekt over schoppen en slaan (met een tas) tegen de vitrinekast. Getuige [getuige 3] zag weliswaar allemaal glas op de grond liggen, maar niet duidelijk is waar dat glas vandaan kwam (en dat dit glas is ter zake waarvan schadevergoeding wordt gevorderd). In het Dekra-rapport wordt ten slotte wel vermeld dat de vitrine meerdere beschadigingen toont, maar niet welke. Uit de foto’s wordt dat evenmin duidelijk. Ook deze schadeposten en de verantwoordelijkheid daarvoor van [verweerster] zijn gelet op het voorgaande onvoldoende onderbouwd en kunnen daarom niet worden toegewezen.
6.17
Volgens IJssalon c.s. is er, als gevolg van het om zich heen slaan met een voorwerp en het hard dichtgooien van de deur door [verweerster] , schade ontstaan aan de hardglazen buitendeur. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat toen men probeerde mevrouw ( [verweerster] , hof) de deur uit te werken, hij een deurknal hoorde en zag dat [verweerster] de deurkruk vast had. [getuige 4] heeft in zijn schriftelijke verklaring verklaard dat hij zag dat zij de deur op een harde wijze dichtgooide. Deze verklaringen worden echter tegengesproken door [verweerster] . Overigens heeft ook [de vriendin] dit bij de politie tegengesproken: “Wij hebben de deur niet hard dichtgeklapt.” Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij, terwijl hij in de auto langsreed, een vrouw tegen de deur zag schoppen, dat de deur dicht was en dat hij later zag dat er een stuk van de onderkant van de deur af was, maar deze lezing vindt verder nergens bevestiging. Ook niet in het rapport van Dekra. Daarin is te lezen dat de toegangsdeur van de ijssalon meerdere beschadigingen toont die niet partieel hersteld kunnen worden. Uit de foto’s die bij het rapport zijn gevoegd, lijkt het hierbij te gaan om een beschadiging aan de bovenkant van de deur. Foto’s waarbij een stuk van de onderkant van de deur af is, ontbreken. Dat de gestelde schade aan de deur door [verweerster] is veroorzaakt, kan gelet op het voorgaande dan ook niet worden vastgesteld.
6.18
Met betrekking tot de gevorderde schade aan de kassa heeft alleen getuige [getuige 1] verklaard dat hij heeft gezien dat het scherm van het kassasysteem plat lag. Die enkele verklaring is niet voldoende om de gevorderde schade aan het kassasysteem te kunnen vaststellen.
6.19
Volgens IJssalon c.s. is er, als gevolg van het om zich heen slaan met een voorwerp door [verweerster] schade ontstaan aan een paneel en side glass. Nog daargelaten dat niet duidelijk is welk paneel en/of welk side glass wordt bedoeld, wordt op geen enkele manier bevestigd dat beschadigingen hieraan door [verweerster] en/of [de vriendin] zouden zijn veroorzaakt. Geen van de getuigen noemen deze post(en) en ook in de lijst met vastgestelde beschadigingen in het Dekra-rapport komen ‘paneel en side glass’ niet voor. Dat betekent dat ook ten aanzien hiervan niet kan worden vastgesteld dat de gestelde schade aan deze posten door of onder verantwoordelijkheid van [verweerster] is veroorzaakt.
6.2
Ten slotte is volgens IJssalon c.s. door het handelen van [verweerster] een terminal om bestellingen op te nemen beschadigd evenals (het scherm van) de zakelijke telefoon van [appellant 2] . Geen van de getuigen heeft verklaard dat zij hebben gezien dat deze terminal of de telefoon door [verweerster] is beschadigd. Nu deze stelling van IJssalon c.s. ook anderszins niet wordt ondersteund, kan ook ten aanzien hiervan niet worden vastgesteld dat de gestelde schade door toedoen van [verweerster] is veroorzaakt. Dat betekent dat de vordering ook in zoverre moet worden afgewezen.
6.21
Het voorgaande brengt mee dat ook grief 2 faalt.
Conclusie en proceskosten
6.22
De conclusie is dat het hoger beroep van IJssalon c.s. niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal IJssalon c.s. als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.23
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 783,-
salaris advocaat € 1.214,- (1 punt × tarief € 1.214,-)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.175,-
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag tussen partijen van 20 januari 2022 en 16 maart 2023;
  • veroordeelt IJssalon c.s. in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.175,- vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als de IJssalon c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als de IJssalon c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, de IJssalon c.s. de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als de IJssalon c.s. deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.G.C. Veneman, J.W. Frieling en K. Engel en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025 in aanwezigheid van de griffier.