ECLI:NL:GHDHA:2025:507

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
22-000227-20
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering na overlijden betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 januari 2020, betreffende een ontnemingsvordering tegen de betrokkene, een verdachte die op 13 februari 2025 in Mexico is overleden. De advocaat-generaal heeft documenten van de Mexicaanse autoriteiten overgelegd, waaronder een akte van overlijden, waaruit blijkt dat de betrokkene op [overlijdensdatum] 2025 is overleden ten gevolge van schotverwondingen. Het hof heeft vastgesteld dat de vingerafdrukken van het aangetroffen lichaam overeenkomen met die van de verdachte, wat de identificatie bevestigt.

Het hof heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld. Gezien het overlijden van de betrokkene vóórdat er onherroepelijk op de vordering tot ontneming van wederrechtelijk voordeel was beslist, concludeert het hof dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Dit is in lijn met de wetsgeschiedenis en jurisprudentie die aangeven dat het overlijden van de betrokkene in deze context een belangrijke factor is. Het hof heeft derhalve besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van het hof, waarbij de voorzitter en de leden in aanwezigheid van de griffier de uitspraak hebben gedaan. Het arrest is openbaar uitgesproken op de zitting van 28 maart 2025.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000227-20 PO
Parketnummer: 10-750108-14
Datum uitspraak: 28 maart 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 januari 2020 in de ontnemingszaak tegen de betrokkene:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [woonadres], [woonplaats].
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Door de advocaat-generaal zijn, via het ministerie van Buitenlandse Zaken, kopieën aan het hof overgelegd van documenten van de Mexicaanse autoriteiten omtrent een lichaam dat op 13 februari 2025 in [plaats van overlijden], in de staat Mexico is aangetroffen. Onder deze stukken bevindt zich een apostille die de authenticiteit van de overige stukken bevestigt. Tevens bevindt zich onder deze stukken een akte van overlijden van de Mexicaanse autoriteiten, gedateerd 24 februari 2025, waarin wordt bevestigd dat de betrokkene op [overlijdensdatum] 2025 in genoemde plaats in Mexico is overleden.
Voorts heeft het hof per e-mail informatie van de advocaat-generaal ontvangen (welke informatie eveneens met de raadsman is gedeeld) waaruit volgt dat de vingerafdrukken van het aangetroffen lichaam overeenkomen met de vingerafdrukken van [verdachte] die in de opsporingssystemen zijn geregistreerd.
Op basis van genoemde stukken en informatie concludeert het hof dat de betrokkene in deze ontnemingsprocedure, [verdachte], op [overlijdensdatum] 2025 is overleden ten gevolge van schotverwondingen.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie volgt dat het overlijden van betrokkene vóórdat onherroepelijk op de vordering tot ontneming van wederrechtelijk voordeel is beslist, meebrengt dat het openbaar ministerie in die vordering tot ontneming niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Derhalve zal het hof openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in haar vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is gewezen door mr. R. van der Hoeven, als voorzitter, A.L. Frenkel en mr. M.S. Lamboo, leden, in bijzijn van de griffier mr. E.R.J. Heuvelman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 maart 2025.