ECLI:NL:GHDHA:2025:507
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering na overlijden betrokkene
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 januari 2020, betreffende een ontnemingsvordering tegen de betrokkene, een verdachte die op 13 februari 2025 in Mexico is overleden. De advocaat-generaal heeft documenten van de Mexicaanse autoriteiten overgelegd, waaronder een akte van overlijden, waaruit blijkt dat de betrokkene op [overlijdensdatum] 2025 is overleden ten gevolge van schotverwondingen. Het hof heeft vastgesteld dat de vingerafdrukken van het aangetroffen lichaam overeenkomen met die van de verdachte, wat de identificatie bevestigt.
Het hof heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld. Gezien het overlijden van de betrokkene vóórdat er onherroepelijk op de vordering tot ontneming van wederrechtelijk voordeel was beslist, concludeert het hof dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Dit is in lijn met de wetsgeschiedenis en jurisprudentie die aangeven dat het overlijden van de betrokkene in deze context een belangrijke factor is. Het hof heeft derhalve besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van het hof, waarbij de voorzitter en de leden in aanwezigheid van de griffier de uitspraak hebben gedaan. Het arrest is openbaar uitgesproken op de zitting van 28 maart 2025.