ECLI:NL:GHDHA:2025:503

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
22-002522-22.a
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van bedreiging en belediging van ambtenaren met geweldgebruik door politie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder vrijgesproken van bedreiging van een ambtenaar, maar werd wel veroordeeld voor andere feiten tot een gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof oordeelde dat de politie bij de aanhouding van de verdachte, die zich verzette, geweld had gebruikt, waaronder een stroomstootwapen. Het hof concludeerde dat dit geweld proportioneel en noodzakelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de aanhouding plaatsvond. De verdachte had zich verzet tegen de aanhouding en meerdere ambtenaren bedreigd en beledigd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 12 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting in hoger beroep.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002522-22
Parketnummer: 09-150475-22
Datum uitspraak: 28 maart 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 7 september 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde voor zover daarin is opgenomen de bedreiging van [ambtenaar 1] en ter zake van het overigens onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Ingevolge artikel 404, lid 5, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "het vonnis", wordt daarmee bedoeld het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het inhoudelijke oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juni 2022, te 's-Gravenhage, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, althans een ambtenaar, [ambtenaar 2] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), en/of
[ambtenaar 3] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), en/of [ambtenaar 1] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, en/of tijdens vervoer naar politiebureau, door:
- zich los te rukken uit de greep van die [ambtenaar 2] en/of [ambtenaar 3] en/of [ambtenaar 1], en/of
- schoppende en/of trappende en/of slaande bewegingen te maken in de richting van die ambtena(a)r(en), en/of
- zijn arm(en), althans het lichaam, in tegengestelde richting te bewegen, en/of
- zich met zijn (boven)lichaam naar achteren te drukken;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2022, te 's-Gravenhage,
[ambtenaar 2] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), en/of [ambtenaar 3] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door die [ambtenaar 2], en/of [ambtenaar 3], dreigend de woorden toe te voegen:
- “ ik maak jullie kanker dood” en/of
- “ Ik neuk jullie allemaal” en/of
- “ Ik kom jou thuis opzoeken en maak je dood”, en/of
- “ ik pak jou nog wel” en/of
- “ als ik jou op straat tegenkom zonder je pakkie, maak ik je kankerdood” en/of
- “ Wacht jij maar kankerflikker, ik ga vinden waar jij woont. Ik zoek je thuis op en dan zal dat niet meer zo veilig zijn, het is niet meer jouw heilige plek” en/of
- “ ik onthoud je kop. Ik pak je als ik hier uit kom”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 17 juni 2022, te 's-Gravenhage, opzettelijk, ambtenaren, althans een ambtenaar, te weten: [ambtenaar 2] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), en/of [ambtenaar 3] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), en/of [ambtenaar 1] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, in hun/zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen:
- “ Ik stop mijn lul in jullie bek” en/of
- “ kankerlul” en/of
- “ Jullie kankermoeders” en/of
- “ kanker sukkeltjes en/of
- “ kanker flikkertjes” en/of
- “ wacht jij maar kankerflikker”,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien dagen, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft op basis van nader aan te geven gronden bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging. Het hof overweegt omtrent dit verweer het navolgende.
Het hof gaat uit van de volgende uit het dossier af te leiden feiten en omstandigheden.
In de vroege ochtend van 17 juni 2022 hoorde een aantal verbalisanten via het portofoonkanaal de melding van een medewerker van cameratoezicht dat er een schermutseling/opstootje tussen een aantal personen gaande was op de Grote Markt in Den Haag. Eén van die personen, van wie een signalement werd verschaft, zou hierbij een (klap)mes vast hebben. De verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en troffen daar een man aan die aan het opgegeven signalement voldeed en die later de verdachte bleek te zijn. Tegen de verdachte is gezegd dat hij zijn handen moest laten zien. De verdachte deed dat kort, maar bracht zijn handen daarna weer uit het zicht en riep dat de agenten hem niets konden maken. Eén van de verbalisanten hield een stroomstootwapen gericht op de verdachte en zei tegen de verdachte dat hij op de grond moest gaan liggen en dat als hij dat niet deed, stroom tegen hem zou worden gebruikt. De verdachte bleef staan. Ook een andere verbalisant zei nog tegen de verdachte dat hij op de grond moest gaan liggen, maar de verdachte bleef staan en roepen dat ze hem niets konden maken en dat hij niet bang was. Ook draaide de verdachte zich met zijn rug naar de verbalisanten. Nadat de verdachte geen gevolg had gegeven aan de opnieuw gedane mededeling dat hij op de grond moest gaan liggen heeft één van de verbalisanten met het stroomstootwapen geschoten. De eerste keer was dat zonder effect. Bij de tweede keer ging de verdachte naar de grond. Vervolgens werd de verdachte door meerdere verbalisanten onder controle gebracht, geboeid, naar het dienstvoertuig gebracht en in het dienstvoertuig geplaatst. Daarbij is geweld gebruikt.
Het verweer berust op (een gedeelte van) vorenstaande feiten alsmede op de stelling (samengevat) dat de verbalisanten zonder goede reden (en) in strijd met de geldende ambtsinstructie het stroomstootwapen tegen de verdachte, die geen mes bij zich en/of in zijn handen had, hebben ingezet. Bovendien is bij de aanhouding van de verdachte onnodig geweld gebruikt, aldus de raadsman. Er was volgens de raadsman dan ook geen sprake van handelen van de verbalisanten in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Het hof overweegt dat niet gebleken is dan wel aannemelijk geworden dat de betreffende verbalisant bij de inzet van het stroomstootwapen heeft gehandeld in strijd met de ten deze toepasselijke ‘Tijdelijke geweldsinstructie toepassing stroomstootwapen 2022’. Die instructie houdt immers in, voor zover hier van belang en samengevat, dat het gebruik van een stroomstootwapen in de schietmodus slechts is geoorloofd om een persoon aan te houden ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij een voor onmiddellijk gebruik gereed zijnd wapen bij zich heeft en dit tegen een persoon zal gebruiken of aanstonds ander geweld tegen personen zal gebruiken. Van een dergelijke situatie was in dit geval sprake. De verbalisanten hadden immers de melding gekregen dat een persoon met het signalement van de verdachte bij een opstootje betrokken was en een mes vast had. Deze persoon voldeed niet aan de hem gegeven aanwijzing om op de grond te gaan liggen, terwijl hij zich wegdraaide van de verbalisanten. Of achteraf al dan niet kan worden vastgesteld dat van de aanwezigheid van een mes ook feitelijk sprake was, doet daarbij niet ter zake. Daarnaast heeft de betreffende verbalisant zich gehouden aan de tevens in de ambtsinstructie opgenomen bepaling inhoudende dat onmiddellijk voordat het stroomstootwapen zal worden gebruikt op niet mis te verstane wijze gewaarschuwd zal worden dat indien niet onverwijld een gegeven bevel wordt opgevolgd, het stroomstootwapen gebruikt zal worden. De desbetreffende verbalisant heeft dus gehandeld overeenkomstig de ambtsinstructie en daarmee in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Hetzelfde geldt voor het overigens door de verbalisanten na het gebruik van het stroomstootwapen uitgeoefende geweld. Gelet op hetgeen de verbalisanten daaromtrent hebben gerelateerd, was dat geweld noodzakelijk om de verdachte onder controle te krijgen en te houden en voldeed dit aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De slotsom is dat reeds daarom het verweer wordt verworpen. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks17 juni 2022, te 's-Gravenhage, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen ambtenaren,
althans een ambtenaar,[ambtenaar 2] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag)
, en/of
[ambtenaar 3] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag),en
/of[ambtenaar 1] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun
/zijnbediening, te weten ter aanhouding van verdachte
,en/of tijdens
hetvervoer naar
hetpolitiebureau, door:
- zich los te rukken uit de greep van die [ambtenaar 2] en/of [ambtenaar 3] en/of [ambtenaar 1], en/of
- schoppende en/of trappende
en/of slaandebewegingen te maken in de richting van die ambtena
(a)r
(en
),en
/of
- zijn
arm(en), althans hetlichaam
,in tegengestelde richting te bewegen, en
/of
- zich met zijn (boven)lichaam naar achteren te drukken;
2.
hij op
of omstreeks17 juni 2022, te 's-Gravenhage,
[ambtenaar 2] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag)
,en
/of[ambtenaar 3] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), heeft bedreigd
,met enig misdrijf tegen het leven gericht,
en/of met zware mishandeling,door die [ambtenaar 2] en
/of[ambtenaar 3]
,dreigend de woorden toe te voegen:
- “ik maak jullie kanker dood” en/of
- “Ik neuk jullie allemaal” en/of
- “ Ik kom jou thuis opzoeken en maak je dood”, en/of
- “ ik pak jou nog wel” en/of
- “ als ik jou op straat tegenkom zonder je pakkie, maak ik je kankerdood” en/of
- “ Wacht jij maar kankerflikker, ik ga vinden waar jij woont. Ik zoek je thuis op en dan zal dat niet meer zo veilig zijn, het is niet meer jouw heilige plek”
en/of
- “ik onthoud je kop. Ik pak je als ik hier uit kom”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks17 juni 2022, te 's-Gravenhage, opzettelijk
,ambtenaren,
althans een ambtenaar,te weten: [ambtenaar 2] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag)
,en
/of[ambtenaar 3] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag),
en/of [ambtenaar 1] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag),gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun
/zijnbediening, in hun
/zijntegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/haarhende woorden toe te voegen:
- “Ik stop mijn lul in jullie bek” en/of
- “ kankerlul” en/of
- “Jullie kankermoeders” en/of
- “kanker sukkeltjes en/of
- “kanker flikkertjes” en/of
- “ wacht jij maar kankerflikker”
,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van al hetgeen hem is tenlastegelegd dient te worden vrijgesproken, en heeft zich daartoe op dezelfde feiten en stellingen beroepen als ten grondslag gelegd aan het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
Het hof herhaalt en beschouwt als hier ingelast hetgeen reeds is overwogen omtrent die feiten en die stellingen. Ook wordt hier overgenomen de daaruit door het hof getrokken conclusie dat de verbalisanten bij de aanhouding van de verdachte en hetgeen daarop is gevolgd hebben gehandeld in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Dat betekent dat hetgeen de raadsman in andersluidende zin heeft aangevoerd niet in de weg staat aan een bewezenverklaring, zodat ook dit verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

wederspannigheid.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

meermalen gepleegd.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding en daarnaast meerdere politieambtenaren bedreigd en beledigd. Hiermee heeft hij een gebrek aan respect voor het handhavend gezag getoond, en ervoor gezorgd dat de ambtenaren zich bedreigd en aangetast in hun eer en goede naam voelden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden weer dergelijke feiten te begaan.
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, kan naar het oordeel van het hof niet met een andere of lichtere sanctie dan gevangenisstraf worden volstaan. Het hof acht de in eerste aanleg opgelegde straf in beginsel een passende reactie op de bewezenverklaarde feiten. Het hof neemt evenwel in aanmerking dat inmiddels artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat de redelijke termijn van de berechting in hoger beroep is overschreden. Daarnaast hecht het hof groot belang aan het voorkomen van herhaling van soortgelijk gedrag. Gelet op deze omstandigheden ziet het hof aanleiding om de in eerste aanleg opgelegde straf grotendeels voorwaardelijk op te leggen. Het hof legt op een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 12 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof acht deze straf passend en geboden. Het onvoorwaardelijke deel van de straf is gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Het voorwaardelijke deel van de straf strekt ertoe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 180, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. B.W. Mulder, als voorzitter, en mr. M.A.J. van de Kar en mr. J.W. du Pon, leden, in bijzijn van de griffier mr. N. Germeraad-van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 maart 2025.