ECLI:NL:GHDHA:2025:477

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
22-002586-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en diefstal met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

Op 25 maart 2025 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en diefstal. De verdachte heeft op 24 april 2023 in Waddinxveen het slachtoffer meermalen met een hamer op het hoofd geslagen tijdens een seksueel contact, wat resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder een schedelbreuk en diverse bloedingen. Het slachtoffer heeft langdurige lichamelijke klachten ondervonden en is nog steeds niet volledig hersteld. Na de aanval heeft de verdachte de woning van het slachtoffer verlaten met de jas en mobiele telefoons van het slachtoffer, waardoor deze moeilijk hulp kon zoeken. Het hof verwierp het beroep op noodweer, omdat er geen sprake was van een situatie waarin de verdachte zich moest verdedigen. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot 78 maanden gevangenisstraf, maar het hof heeft de straf verlaagd naar 5 jaar. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om een schadevergoeding van € 7.620,85 te betalen aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002586-23
Parketnummer: 09-114715-23
Datum uitspraak: 25 maart 2025
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 augustus 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1981,
adres: [woonadres], [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 78 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Waddinxveen, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, (meermalen) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Waddinxveen, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (bot)breuk en/of bloeding in de schedel heeft toegebracht door (meermalen) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Waddinxveen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meermalen) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 24 april 2023 te Waddinxveen, althans in Nederland, een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of een spiegelreflexcamera en/of een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (meermalen) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, zoals verder in dit arrest wordt weergegeven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet volledig verenigt.
Bewijsmotivering
Namens de verdachte is bepleit dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte het slachtoffer met een hamer heeft geslagen. Zo dit al kan worden bewezen, dan ontbreekt in de visie van de verdediging het opzet, ook in voorwaardelijke zin, op de dood van het slachtoffer, dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het hof overweegt te dien aanzien – grotendeels in overeenstemming met de rechtbank – als volgt.
Bewijsmiddelen
Het hof heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met onderzoeksnummer DH7R023024/67ARUBA23, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn-Gouda, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 491).
Ten aanzien van feit 1:
l. Het
proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], opgemaakt op 26 april 2023, voor zover – zakelijk weergegeven - inhoudende (p. 13, 19, 26):
Plaats delict: [adres 1], [plaats 1]
Pleegdatum/tijd: Tussen maandag 24 april 2023 om 20:15 uur en maandag 24 april 2023 om 2023 om 20:59 uur
Ik ben via Grinder (het hof begrijp: Grindr) in contact gekomen met een man. Hij zou een avondje bij mij langskomen. Ik heb de deur op een kier gezet en heb in de slaapkamer boven op hem gewacht. Toen hebben we seks gehad.
A: En op een gegeven moment, voelde ik een één of andere lichtflits door mijn hoofd heen en toen was ik weg. En toen lag ik op mijn bed en voelde ik dat het nat
werd. En toen ben ik op de grond gaan liggen.
A: Nee, want daarna, we hebben de gemeenschap gehad, daarna kreeg ik ineens een lichtflits door mijn hoofd heen en klaar.
V: Nou hebben wij in de keuken dit gevonden.
(Verbalisant laat foto zien van de hamer]
A: Ja, die zag ik ook liggen vanmorgen.
V: Van wie is die? Is die van jou?
A: Ik heb wel een hamer, maar die ligt volgens mij in mijn gereedschapskist.
V: Zwart met rood. Deze zeg jou niks. Dat is een blauw handvat.
A: Nee, die zeg mij helemaal niks.

2.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op

4 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 71 - 76):
Op 24 april 2023 omstreeks 20.15 uur zie ik op de beelden een man vanaf de linkerzijde van het beeld aan komen lopen, ik zie dat de man vervolgens richting de
woning van het slachtoffer loopt en voor de voordeur wacht.
Ik zie dat er tussen 20.15 uur en 20.59 uur niemand anders de woning betreed of verlaat aan zowel de voorzijde als achterzijde van de woning. Op 24 april 2023
omstreeks 20.59.56 uur zie ik een man vertrekken uit de woning van het slachtoffer. Ik zie dat de man een donkerkleurige jas draagt met donkerblauwe onderzijde,
zwarte middenzijde een geel/oranje vlak aan de bovenzijde van de jas. De man draagt in zijn linkerhand een geelkleurige boodschappentas. Ik herken de man als de man van de beelden van omstreeks 20.l5 uur.
Ik zie op de beelden van de voorzijde van de woning en achterzijde van de woning dat er niemand de woning binnenkomt of verlaat tussen 24 april 2023 omstreeks
20.59
uur en 25 april 2023 omstreeks 09.09.42 uur.
Op 25 april omstreeks 09.09.42 uur zie ik dat de zoon van het slachtoffer: [zoon slachtoffer] de woning aan de voorzijde
binnen gaat door middel van zijn huissleutel.
3. Het geschrift, te weten een
brief van GGD Hollands Middeninhoudende een letselbeschrijving van [slachtoffer], voor zover inhoudende (p. 198 — l99):
De hoofdwond werd gehecht, een tetanusinjectie werd gegeven op de SEH en betrokkene werd met spoed verwezen naar de afdeling neurologie van het HMC Westeinde.
Conclusie
Wonden op het achterhoofd, botbreuken in de schedel, bloedingen in de schedel, mogelijk kneuzing van het hersenweefsel. Genezingsduur van ongeveer een jaar
waarbij de mate van herstel nu nog niet is te bepalen.
4. Het geschrift, te weten een
rapport van het NFIinhoudende een forensisch-medisch onderzoek betreffende [slachtoffer], opgemaakt op 26 juli 2023, voor zover inhoudende
(p. 11 - 13):
De gevaarzetting.
Complicaties van krachtig botsend geweld tegen het behaarde hoofd kunnen o.a. optreden door:
  • uitval van lichaamsfuncties die normaliter door de hersenen in het aangedane gebied worden aangestuurd;
  • verdringing van ‘gezond' hersen- en/of hersenstamweefsel door de ruimte-innemende werking van bloeding, ontstekingsreacties en hersenzwelling
(oedeem): hierbij wordt verplaatsing van de hersenmiddellijn gezien;
-
wondinfectie door verwonding met een gecontamineerd voorwerp; wondinfectie kan leiden tot ernstige secundaire infecties, o.a. hersenvliesontsteking, indien de schedel bij het wondbed gebroken is.
Zowel een hersenvliesontsteking als drukverhoging binnen de schedel vormen ernstige c.q. fatale bedreigingen van de gezondheidstoestand. De kans op deze complicaties en/of een fataal verloop is groot, maar niet in een percentage aan te geven, aangezien meerdere situationele en individuele factoren hierbij een rol spelen.
Ook hebben eventuele noodzakelijke neurochirurgische behandelingen (zoals bijvoorbeeld schedel/
hersenoperaties, plaatsing hersendrukmeter, operaties
aan de halswervelkolom, etc.) risico's op complicaties.
Langere-termijn consequenties van uitvalsverschijnselen en immobilisatie, zoals bijvoorbeeld ontstekingen elders in het lichaam (longontsteking, urineweginfecties,
wondinfectie bij doorliggen, etc.).
Indien door het geweld tegen het hoofd bewustzijnsverlies optreedt, kunnen extra complicerende c.q. fatale gevolgen ontstaan, mede mogelijk ook door omgevingsfactoren zoals bijvoorbeeld:
- onmogelijkheid om navolgende geweldsinwerkingen af te weren,
- onmacht tot inschakelen van medische hulpverlening,
- inloop en inademing van maaginhoud (aspiratie) met dientengevolge verstikkingsgevaar, en
- onderkoeling.
Indien genoemde letsels en/of complicaties optreden dan wordt de prognose in belangrijke mate bepaald door de mogelijkheid voor het slachtoffer om snel adequate medische hulpverlening te bereiken en het slagen van medische behandeling.
De letsels van het slachtoffer waren:
- drie boogvormige huidperforaties aan de rechter bovenzijde van het hoofd en aan het achterhoofd, met daaronder
- een grote bloeduitstorting tussen de schedel en de onderhuidse weke delen hoog aan de rechter zijkant van het hoofd, met daaronder
- een verbrijzelingsbreuk met indeuking van het rechter wandbeen en binnenwaartse verplaatsing van fractuurdelen, alsmede boven- en onderwaarts doorlopende breuklijnen.
- Bloeduitstortingen onder het spinnenwebvlies rechts zijwaarts en onder het harde hersenvlies midden-voor, en
-vermoedelijk een hersenkneuzingshaard aan de rechter voorzijde.
Genoemde inwendige letsels, bloedingen en kneuzingen zijn alle het gevolg van krachtige uitwendige inwerking(en) van botsend mechanisch geweld, zoals bijvoorbeeld door harde slagen met een hard voorwerp.
De letsels kunnen zeer wel veroorzaakt zijn met een hamer, zoals bijvoorbeeld de getoonde hamer (afbeelding 2, pagina 6).
5. De
verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 augustus 2023,
voor zover inhoudende:
Op 24 april 2023 was ik in de woning aanwezig. Ik had een seksafspraak met [slachtoffer].
6. Het geschrift, te weten een
deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute, opgemaakt op 16 mei 2023, voor zover
inhoudende (p. 325):
Ten aanzien van feit 2:
1. Het
proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], opgemaakt op 26 april 2023, voor zover inhoudende (p. 21, 34):
V: Van wie is die jas?
A: Dat lijkt mijn jas wel. Die aan de kopse kant.
V: Wat voor jas is dat?
A: Ik heb een geel met zwarte jas aan de kapstok hangen.
V: En de telefoons.
A: Ja, die telefoons zijn weg.

2.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op

26 april 2023, voor zover inhoudende (p. 47-48):
De verdachte verliet de woning in een zwart kleurige jas met een geel vlak op de achterzijde van de jas. Deze jas had de verdachte niet aan toen hij aankwam bij de
woning om 20.15 uur (foto 2). Hier droeg de man een zwartkleurige jas.
Ik heb aan [slachtoffer] gevraagd of hij de jas van de man herkende. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij de jas herkende en hij een soort gelijke jas aan zijn kapstok had
hangen.
3. De
verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van in eerste aanleg van 15 augustus 2023,
voor zover inhoudende:
Ik heb de gele jas meegenomen.
4. Het
proces-verbaal van verdenking, opgemaakt op 4 mei 2023, voor zover inhoudende {p. 393):
Middels een vordering werden de historische verkeersgegevens verkregen van de
weggenomen telefoonnummers:
[telefoonnummer 1] nummer van de werktelefoon van [slachtoffer]
[telefoonnummer 2] nummer van de privételefoon van [slachtoffer]
Uit deze historische verkeersgegevens is gebleken, dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op maandag 24 april 2023 te 21.47 uur de zendmast aan de [adres 2] te [plaats 2] aanstraalt.
Adres in stralingsgebied
[adres 3], [plaats 3] is gelegen in het stralingsgebied van de zendmast welke aangestraald werd door het weggenomen telefoonnummer
[telefoonnummer 2].
Bewijsoverwegingen
Feit 1:
De verdediging heeft aangevoerd dat aangever [slachtoffer] zeer wisselend heeft verklaard over de gebeurtenissen op
24 april 2023 en dat zijn verklaring onbetrouwbaar is.
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem probeerde te verkrachten, dat hij iets moest snuiven uit een bruin flesje en dat hij daarna kort bewusteloos is geraakt. Toen hij bijkwam zag hij dat [slachtoffer] lag te slapen en is hij in paniek de woning uitgegaan. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat niet is uit te sluiten dat [slachtoffer] zichzelf heeft verwond of dat zijn zoon dit heeft gedaan.
Het hof overweegt als volgt. Op basis van de medische stukken staat vast dat [slachtoffer] meermalen met een metalen hamer op zijn achterhoofd is geslagen. Hoewel de verdachte en [slachtoffer] allebei uiteindelijk schoorvoetend hebben toegegeven dat ze die avond een seksafspraak hadden in de woning van [slachtoffer], blijft het voor een groot deel onduidelijk wat zich precies tussen hen heeft afgespeeld. Kennelijk speelt schaamte om hierover te verklaren bij beiden een grote rol. Met de verklaringen van [slachtoffer] dient daarom behoedzaam omgesprongen te worden, maar hetzelfde geldt voor de verklaring van de verdachte. Het hof is op basis van de overige bewijsmiddelen echter van oordeel dat het niet anders kan dan dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer] die avond meermalen met een hamer op het achterhoofd heeft geslagen.
Vast staat dat in de uren tussen 24 april 2023 omstreeks 20:15 en 25 april 2023 omstreeks 09:09 de verdachte de enige is geweest die bij [slachtoffer] in de woning aanwezig is geweest. Op de camerabeelden van de deurbel van [slachtoffer] is te zien dat de verdachte om 20.59 uur op rustige wijze de woning verlaat. De verdachte heeft dan de jas van [slachtoffer] aan, terwijl hij een gele tas met daarin – vermoedelijk - een kledingstuk meeneemt. De verdachte heeft later verklaard dat dat zijn eigen jas was. Dit alles past niet bij de verklaring van de verdachte dat hij de woning in paniek verliet. Bovendien vindt de verklaring van de verdachte over het bruine flesje op geen enkele wijze steun in het dossier. Op vragen van de rechtbank en het hof hierover is de verdachte blijven steken in algemeenheden. Voor de verklaring van de verdachte dat hij in paniek is weggegaan en [slachtoffer] slapend (en ongeschonden) heeft achtergelaten – daarmee suggererend dat hij niet weet wat er is gebeurd en de verwondingen later (door een ander) moeten zijn aangebracht – bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt. De suggestie van de raadsman dat [slachtoffer] zichzelf wellicht heeft verwond of dat zijn zoon dat heeft gedaan, vindt op geen enkele wijze steun in het dossier, nog daargelaten dat voor dergelijk handelen enig redelijk denkbaar motief ontbreekt. Het hof acht het gezien de ernst van de aangetroffen verwondingen niet praktisch denkbaar dat [slachtoffer] zichzelf meerdere keren hard met een hamer op zijn eigen achterhoofd heeft geslagen. Verder maakt de omstandigheid dat de zoon pas naar de woning van zijn vader is gegaan, toen de werkgever van [slachtoffer] aan de bel had getrokken, omdat [slachtoffer]t — geheel tegen zijn gewoonte in — zonder melding niet op zijn werk was verschenen, het scenario dat de zoon zijn vader met de hamer heeft geslagen eveneens niet denkbaar. De conclusie moet dus zijn dat de verdachte dit gedaan heeft.
(Voorwaardelijk) opzet
Het hof overweegt met betrekking tot het primair ten laste gelegde dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte uit is geweest op de dood van [slachtoffer], in die zin dat van vol opzet op de dood kan worden
gesproken. De vraag die dan vervolgens beantwoord moet worden is of sprake is van voorwaardelijk opzet. Dat is het geval, indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen de dood zou kunnen intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bij de beantwoording van de (vervolg)vraag of de aanmerkelijke kans door de verdachte ook bewust is aanvaard, spelen de gedragingen van de verdachte eveneens een rol.
Bepaalde gedragingen kunnen namelijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het — behoudens contra-indicaties — niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Op basis van de weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte meerdere malen hard met een metalen hamer op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Dit levert
naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat [slachtoffer] ten gevolge van dit handelen zou komen te overlijden. Het hoofd is immers kwetsbaar voor mechanisch geweld, zeker als het geweld wordt toegebracht met een zwaar metalen voorwerp. Door te handelen zoals de verdachte heeft gedaan, kan het niet anders zijn dan dat hij de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bewust heeft aanvaard. Er is in dat verband niet gebleken van contra-
indicaties.
Het hof acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Feit 2:
Op basis van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte twee mobiele telefoons en een jas van [slachtoffer] heeft meegenomen. Op dat moment had hij het oogmerk om
deze goederen zich toe te eigenen. [slachtoffer] heeft verklaard dat zijn telefoons in de woonkamer lagen en nooit in zijn jas zaten. Het hof gaat niet mee in de stelling van de verdachte dat hij per ongeluk de verkeerde jas heeft aangetrokken en de telefoons mogelijk in die jas zaten. De omstandigheid dat hij zijn eigen jas ook heeft meegenomen en het aanmerkelijk kleurverschil tussen beide jassen sluit uit dat er sprake is van een vergissing.
Het hof zal de verdachte wel vrijspreken van de tenlaste- gelegde diefstal van de spiegelreflexcamera en van de tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal. Er is onvoldoende bewijs voor de conclusie dat de verdachte ook die camera heeft gestolen. Verder kan het hof geen verband vaststellen tussen het toegepaste geweld en het stelen van de goederen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een jas en twee mobiele telefoons van [slachtoffer] heeft gestolen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks24 april 2023 te Waddinxveen,
althans in Nederlandter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
(meermalen
)met een hamer
, althans een hard en/of zwaar voorwerpop het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen
,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks24 april 2023 te Waddinxveen,
althans in Nederland, een ofmeerdere mobiele telefoon
(s
) en/of een spiegelreflexcameraen
/ofeen jas,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer],
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om
hetdezezich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (meermalen) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Beroep op noodweer
Namens de verdachte is een beroep gedaan op noodweer, omdat sprake zou zijn van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lichaam, doordat [slachtoffer] hem had vastgepakt en wilde verkrachten.
De verwondingen van de verdachte zouden passen bij deze lezing.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Het hof is van oordeel dat de feitelijke grondslag die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk is geworden. Zoals hiervoor weergegeven vindt de verklaring van de verdachte geen steun in het dossier. Daarbij geldt dat het - gezien het fysiek van [slachtoffer], zijnde een oudere, ogenschijnlijk niet al te fitte man met overgewicht – niet aannemelijk is dat de verdachte geweld zou moeten gebruiken om zich te verdedigen. Bovendien is het letsel van de verdachte beoordeeld door een arts, die heeft geconcludeerd dat de aard en de ouderdom van het letsel van de verdachte niet passen bij de verklaring van de verdachte.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat er geen enkele aanwijzing is dat de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Het verweer wordt verworpen.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag waarbij hij het slachtoffer meermalen met een hamer op zijn achterhoofd heeft geslagen. Dit alles heeft zich afgespeeld in de woning van het slachtoffer, de plek waar hij zich bij uitstek veilig hoort te voelen. Dat het slachtoffer niet is overleden, mag een groot geluk heten dat zeker niet aan de verdachte te danken is. Hij heeft het slachtoffer - bloedend aan zijn hoofd - aan zijn lot overgelaten en daarbij de jas en de telefoons van het slachtoffer meegenomen. Het slachtoffer had hierdoor geen enkele mogelijkheid om telefonisch hulp te zoeken.
Dit zijn zeer ernstige feiten. Zoals blijkt uit de slachtofferverklaring, is het nog onduidelijk of en wanneer het slachtoffer volledig zal herstellen en kampt hij nog steeds met de gevolgen van het handelen van de verdachte. Dit alles wordt de verdachte zwaar aangerekend.
Het hof weegt de proceshouding van de verdachte strafverzwarend mee. Ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is op verschillende manieren geprobeerd helder te krijgen wat er nu precies is
gebeurd. De verdachte heeft echter volstaan met een algemene ontkenning. Daarmee neemt hij geen enkele verantwoordelijkheid voor wat hij heeft gedaan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
24 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 8 augustus 2023 van Reclassering Nederland. De reclassering concludeert dat zij geen goed beeld heeft gekregen omtrent de persoonlijkheid van de verdachte en dat zij de kans op
recidive niet heeft kunnen inschatten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Deze straf is lager dan in eerste aanleg door de rechtbank is opgelegd, omdat het hof die straf – in vergelijking met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd – te hoog vindt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 7.798,85. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
De beslissing van het hof is gelijk aan die van de rechtbank. Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat tot een bedrag van € 2.120,85 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf
24 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de gevorderde € 178,00 voor de aanschaf van beveiligingscamera’s zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze post betwist is en niet voldoende is onderbouwd.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 5.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof verstaat de vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade aldus dat deze strekt tot vergoeding van een gedeelte van de schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 7.620,85 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.620,85 (zevenduizend zeshonderdtwintig euro en vijfentachtig cent)bestaande uit € 2.120,85 (tweeduizend honderdtwintig euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige
niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.620,85 (zevenduizend zeshonderdtwintig euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 2.120,85 (tweeduizend honderdtwintig euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
73 ( drieënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 24 april 2023.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van den Hurk, als voorzitter, mr. B. Vogel en mr. J.P.L.M. Remmerswaal, leden, in bijzijn van de griffier mr. L.R.I.G. Ondracek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 maart 2025.