Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
Interpolis Zorgverzekeringen N.V.,
FBTO Zorgverzekeringen N.V.,
Avero Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 10 augustus 2022, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 mei 2022;
- de memorie van grieven van [appellante], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van Zilveren Kruis c.s., met bijlagen;
- de bijlagen 17 tot en met 27 die [appellante] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
“
Wij begrijpen dat u graag iedere cliënt die zich bij u meldt wilt behandelen. Wij zijn van mening u hierin voldoende tegemoet te zijn gekomen. U kunt nieuwe klanten die zich aanmelden, via de huisarts of anders, die u niet kan helpen binnen dit plafond doorverwijzen naar onze afdeling zorgbemiddeling. Dit dient u te doen voordat u een afspraak inplant met deze klant. Zodra u een afspraak maakt met de cliënt bent u gehouden deze te helpen binnen uw plafond.”
In de overeenkomst 2017 is een omzetplafond van € 96.426,12 opgenomen. [appellante] heeft Zilveren Kruis c.s. na het sluiten van de overeenkomst laten weten toch te willen afzien van deze overeenkomst, maar daar heeft Zilveren Kruis c.s. niet mee ingestemd. Over het jaar 2018 en verder heeft [appellante] geen overeenkomst(en) meer gesloten met Zilveren Kruis c.s.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
De overeenkomst is tussen partijen van kracht vanaf 01-01-2015 en is aangegaan voor bepaalde tijd, te weten tot en met 21-12-2015”.De overeenkomst 2016 en de overeenkomst 2017 bevatten soortgelijke bepalingen. Volgens [appellante] betekent “zorg gestart in 2015” dat het moet gaan om patiënten die vanaf dat jaar voor het eerst in behandeling zijn. Gelet op de bepaalde tijd van de overeenkomst is het volgens [appellante] verder een gegeven dat de overeenkomst slechts betrekking heeft op declaraties voor zorg die is verleend in 2015 en kan het omzetplafond dus geen betrekking hebben op de declaraties voor patiënten van wie de behandeling vóór 2015 is gestart.
Het hof volgt Zilveren Kruis c.s. in haar betoog dat wanneer [appellante] gemeend had dat het omzetplafond alleen betrekking had op behandeling van nieuwe patiënten voor wie in het betreffende jaar een initiële DBC is geopend, haar verzoeken het omzetplafond te verhogen niet goed verklaarbaar zijn. Ook de omstandigheid dat [appellante] geen vragen heeft gesteld naar aanleiding van de afrekenspecificaties, maar de gedeclareerde bedragen, waaronder die voor de vervolg DBC’s juist heeft herhaald (zij het met een hoger bedrag voor 2015) in haar brief van 24 april 2020 aan Zilveren Kruis (productie 33 bij dagvaarding in eerste aanleg), is een omstandigheid die er naar het oordeel van het hof toe leidt dat Zilveren Kruis c.s. de betreffende bepalingen redelijkerwijs op de door haar voorgestane wijze mocht uitleggen en ook [appellante] dat op die wijze deed, dan wel Zilveren Kruis c.s. mocht verwachten dat zij dat deed.
grief 3betoogt [appellante] dat de omzetplafonds in strijd zijn met artikel 11 Zvw, waarin is opgenomen dat verzekeraars de plicht hebben ervoor te zorgen dat een verzekerde de zorg krijgt die hij nodig heeft, of vergoeding van de kosten van deze zorg. Volgens [appellante] leiden de omzetplafonds ertoe dat deze zorgplicht wordt geschonden en zijn die plafonds daarmee onrechtmatig jegens verzekerden en jegens zorgaanbieders, door de kosten op die laatsten af te wentelen. Ook in
grief 4voert [appellante] aan dat de omzetplafonds in strijd met de (strekking van de) wet zijn, omdat die er toe leiden dat ofwel zorg niet wordt verleend, ofwel er niet voor zorg wordt betaald. Dit heeft (ver)nietig(baar)heid van de betreffende bedingen waarin het omzetplafond is opgenomen tot gevolg, vanwege de evidente onrechtmatigheid daarvan, aldus [appellante].
VGZ c.s./ Nutricia c.s.), verwijst het hof naar hetgeen daarover wordt opgemerkt in 6.24 hierna. Hier moet (alleen) beoordeeld worden of de omzetplafonds zoals door Zilveren Kruis c.s. ten aanzien van [appellante] gehanteerd voor de jaren 2015-2017 in strijd met de wet zijn.
Zilveren Kruis is te allen tijde bereid met u en/of uw echtgenote in gesprek te gaan. Echter zal de insteek van dat gesprek géén coulance kunnen zijn, maar uitsluitend een toelichting op het beleid van Zilveren Kruis inzake omzetplafonds en overproductie”, blijkt volgens [appellante] echter dat Zilveren Kruis c.s. geen omstandigheden denkbaar acht op grond waarvan zij had kunnen besluiten de overschrijdingen van het omzetplafond alsnog (geheel of gedeeltelijk) te accorderen.
grief 2voert [appellante] aan dat de omzetplafonds onrechtmatig zijn omdat – kort samengevat – aanbieders van psychiatrische zorg niet uitwisselbaar zijn. Door de toegang tot [appellante] voor haar (potentiële) patiënten te verhinderen schendt Zilveren Kruis c.s. volgens [appellante] haar zorgplicht. Volgens [appellante] moet die onrechtmatigheid beëindigd worden door de omzetplafonds buiten werking te stellen. Het hof begrijpt daaruit dat, nu [appellante] geen grief heeft gericht tegen de afwijzing van haar op onrechtmatige daad gegronde reconventionele vordering, zij zich beroept op nietigheid van de bepalingen waarin het omzetplafond is opgenomen wegens strijd met de wet.
VGZ c.s./ Nutricia c.s.) is dan ook geen sprake. Ook grief 2 slaagt niet.
grief 7betoogt [appellante] dat haar in 2014 een toereikend omzetplafond was toegekend, “als gevolg waarvan zij haar patiëntenbestand niet dusdanig snel kon terugbrengen, dat er in 2015 geen overschrijding van het plafond voor dat jaar zou plaatsvinden”. Zij mag, zo stelt [appellante], niet afgerekend worden op het feit dat de meeste psychiatrische patiënten niet snel uitbehandeld zijn, zij eenmaal aangevangen behandelingen medisch niet kon, en juridisch niet mocht, beëindigen, en zij er bovendien geen invloed op heeft als patiënten wiens behandeling langer dan een jaar duurt, naar Zilveren Kruis c.s. overstappen.
grief 8voert [appellante] aan dat het beroep van Zilveren Kruis c.s. op de in de overeenkomst opgenomen afspraken over het omzetplafond naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
7.Beslissing
- bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Zilveren Kruis c.s. begroot op € 13.011,-;
- bepaalt dat als [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellante] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- wijst af het meer of anders gevorderde.