Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 5 juni 2023, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2023;
- het arrest van dit hof van 15 augustus 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast die op 21 september 2023 is gehouden;
- de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling door Woonplus ingediende stukken (H1 t/m H3);
- de memorie van grieven van [appellante], met productie 7 (psychische rapportage);
- de memorie van antwoord van Woonplus, met bijlagen (t/m H6).
3.Feitelijke achtergrond
ten behoeve van huurder (en leden van zijn gezin)”. In de toepasselijke Algemene huurvoorwaarden is onder meer bepaald (in artikel 7.6): “
Het is huurder uitsluitend met voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk onder te verhuren of aan derden in gebruik te geven.”.
Uit dit onderzoek volgt dat u niet meer uw hoofdverblijf heeft op dit adres. Daarnaast heeft u de woning (…) zonder toestemming van Woonplus in gebruik gegeven aan derden, te weten uw dochter en haar gezin.” In deze brief heeft Woonplus aan [appellante] verzocht om in te stemmen met de beëindiging van de huurovereenkomst en om de woning uiterlijk op 30 november 2022 leeg op te leveren. Bij brieven van dezelfde datum heeft Woonplus ook de bewoners verzocht om de woning te verlaten.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Juridisch kader
leden van haar gezin’ op grond van de huurovereenkomst zonder nadere toestemming met haar in de woning mochten wonen (grief 1).
gedeeltelijkaan anderen in gebruik heeft gegeven en dat dit mocht omdat de huurovereenkomst bepaalde dat de huurder alleen toestemming nodig heeft voor de woning ‘geheel of gedeeltelijk onderverhuren of aan derden in gebruik geven’ en volgens [appellante] dus niet voor de woning ‘gedeeltelijk aan derden in gebruik geven’.
Dit gaat hier reeds niet op vanwege het volgende. Ten eerste kan moeilijk worden gesproken van ‘gedeeltelijk’ in gebruik geven, omdat [appellante] haar dochter en kleinkinderen voor bewoning gebruik liet maken van
alleruimten (de dochter en kleinkinderen gebruikten alle slaapkamers; [appellante] sliep naar haar zeggen bij twee kleinkinderen op de kamer). Ten tweede geldt dat, zo de tekst van de huurovereenkomst voor [appellante] al onduidelijk was over het gedeeltelijk in gebruik geven van de woning, [appellante] uit het gesprek met Woonplus in oktober 2020 moet hebben begrepen dat inwoning van haar dochter en kleinkinderen niet was toegestaan, dat Woonplus niet alsnog daarmee instemde en dat Woonplus wilde dat de dochter en kleinkinderen zouden vertrekken. [appellante] begreep dat toen en liet toen weten dat de dochter en kleinkinderen uit de woning zouden gaan. [appellante] mocht in elk geval vanaf dat moment niet (meer) menen dat de huurovereenkomst ervoor ruimte bood (of dat Woonplus accepteerde) dat haar dochter en kleinkinderen het gehuurde jarenlang als hun woning zouden gebruiken.
- Ten onrechte overweegt de kantonrechter wel dat [appellante] in 2020 was aangesproken op het niet toegestane inwonen en toen aangaf dat haar dochter zou vertrekken, maar houdt hij geen rekening met de vechtscheiding waarin haar dochter daarna terecht was gekomen en de noodzaak voor [appellante] om voor haar suïcidale dochter te zorgen (grief 4).
- [appellante] wist niet dat zij in gebreke was en door de ontbinding moesten de kleinkinderen terug naar hun vader en kan [appellante] vijf jaar lang geen woning in de regio meer toegewezen krijgen (grief 5).
Dat twee van de vier kleinkinderen na ontbinding van de huurovereenkomst bij hun vader, in plaats van bij hun moeder (de dochter), moesten gaan wonen (de andere twee woonden daar intussen al), bracht niet met zich dat zij geen omgang met hun moeder konden blijven houden en [appellante] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan het hof kan aannemen dat de kinderen bij hun vader een minder goed thuis hebben (of daar minder gelukkig (kunnen) zijn).
Dat [appellante] gedurende vijf jaar niet in aanmerking kan komen voor een woning in de regio – wat daar verder van zij (volgens Woonplus kan zij een woning van anderen huren) –, vormt geen omstandigheid die aan ontbinding van de huurovereenkomst in de weg staat. [appellante] woont sinds de ontruiming in bij haar vriend en er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat zij daar voorlopig redelijkerwijs niet kan blijven wonen.
.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2023;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Woonplus begroot op € 4.603,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellante] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft betaald;
- bepaalt dat als [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellante] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellante] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft betaald;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.