Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[naam],
[naam],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 31 mei 2022, zoals hersteld op 6 januari 2023, waarmee de Gemeente in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 2 maart 2022;
- de memorie van grieven van de Gemeente van 9 januari 2024, met bijlagen;
- het arrest van dit hof van 13 februari 2024, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 maart 2024;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 28 maart 2024.
3.Feitelijke achtergrond
1 januari 2021. De Gemeente heeft [geïntimeerde] daarbij bericht dat zij niet verplicht is het gehuurde te ontruimen, op grond van (de tenzij-regeling in) artikel 9 lid 1 van de huurovereenkomst, en dat de status van openbare weg tot gevolg heeft dat [geïntimeerde] ook na opzegging van de huurovereenkomst al het verkeer daarover moet dulden. De Gemeente is per 1 januari 2021 gestopt met het betalen van de huur.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Het geschil in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
“Tenzij de in artikel 1 genoemde huurtermijn van 8 jaren wordt verlengd“(met toepassing van de Haviltexformule) uit in die zin dat hiermee slechts wordt aangegeven dat geen oplevering plaatsvindt wanneer de huurtermijn doorloopt. De uitgebreide andersluidende (hoofdzakelijk taalkundige) exegese van de Gemeente in de memorie van grieven biedt geen nieuwe gezichtspunten, is onredelijk en wordt door het hof gepasseerd. Wanneer het werkelijk de bedoeling van de Gemeente zou zijn geweest om te bedingen dat zij bij beëindiging van de huurovereenkomst na acht jaar geen ontruimingsplicht had en ook geen betalingsverplichting meer had, dan had verwacht en gevergd mogen worden dat dit ondubbelzinnig in de huurovereenkomst zou zijn vastgelegd. Dit geldt zeker nu verder wél gedetailleerde afspraken zijn gemaakt over de wijze van ontruiming en oplevering. In ieder geval heeft de Gemeente niet uitgelegd dat en hoe deze consequenties met [geïntimeerde] zijn besproken en afgekaart.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 2 maart 2022;
- veroordeelt de Gemeente in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 3.389,-;
- bepaalt dat als de Gemeente niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, de Gemeente de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.