In deze beschikking van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 20 maart 2025, wordt het beklag van drie klaagsters afgewezen. Het beklag is ingediend naar aanleiding van de beslissing van de officier van justitie om niet over te gaan tot vervolging van verschillende beklaagden in verband met buitenlandse corruptie en andere strafbare feiten, die zich zouden hebben voorgedaan rondom de verkrijging van exploitatierechten van een olieblok in Nigeria, aangeduid als OPL245. De klaagsters, vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben aangevoerd dat de sepotbeslissing onterecht was en dat er geen sprake is van een ne bis in idem-situatie. Het hof heeft echter geoordeeld dat de eerdere vrijspraak van de Italiaanse rechtbank, die op 17 maart 2021 onherroepelijk werd, een beletsel vormt voor vervolging in Nederland. Het hof heeft vastgesteld dat de Italiaanse rechter het gronddelict feitelijk niet heeft vastgesteld en dat de feiten die in de Italiaanse procedure aan de orde zijn geweest, ook in deze beklagprocedure relevant zijn. Het hof concludeert dat het ne bis in idem-beginsel en beginselen van behoorlijke strafrechtspleging in de weg staan aan vervolging van de beklaagden. De klaagsters worden niet-ontvankelijk verklaard voor zover hun klacht betrekking heeft op andere feiten dan die rondom OPL245, en het beklag wordt voor het overige afgewezen.