In deze zaak heeft Breathomix B.V. een overeenkomst gesloten met de Staat der Nederlanden voor de levering van ademtestapparaten. De Staat heeft deze overeenkomst ontbonden na onvoldoende positieve resultaten bij de verificatie van de apparaten. Breathomix heeft hierop een procedure aangespannen tegen de Staat, waarin zij betaling heeft gevorderd op basis van de overeenkomst. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, waarna Breathomix hoger beroep heeft ingesteld. Voorafgaand aan het indienen van haar grieven heeft Breathomix het hof verzocht om een voorlopig getuigenverhoor. Het hof heeft dit verzoek toegewezen.
Het verzoekschrift voor het voorlopig getuigenverhoor is op 7 mei 2024 ingediend. De Staat heeft gereageerd met een verweerschrift en zich gerefereerd aan de beslissing van het hof, waardoor er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 187 Rv (oud) en heeft geen weigeringsgrond gevonden. Het hof heeft besloten het verzoek toe te staan en een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, dat zal plaatsvinden op 24 april 2025. De beslissing over de kosten is aangehouden tot de hoofdzaak.