ECLI:NL:GHDHA:2025:391

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
200.339.534/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor in civiele zaak tussen Breathomix B.V. en de Staat der Nederlanden

In deze zaak heeft Breathomix B.V. een overeenkomst gesloten met de Staat der Nederlanden voor de levering van ademtestapparaten. De Staat heeft deze overeenkomst ontbonden na onvoldoende positieve resultaten bij de verificatie van de apparaten. Breathomix heeft hierop een procedure aangespannen tegen de Staat, waarin zij betaling heeft gevorderd op basis van de overeenkomst. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, waarna Breathomix hoger beroep heeft ingesteld. Voorafgaand aan het indienen van haar grieven heeft Breathomix het hof verzocht om een voorlopig getuigenverhoor. Het hof heeft dit verzoek toegewezen.

Het verzoekschrift voor het voorlopig getuigenverhoor is op 7 mei 2024 ingediend. De Staat heeft gereageerd met een verweerschrift en zich gerefereerd aan de beslissing van het hof, waardoor er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 187 Rv (oud) en heeft geen weigeringsgrond gevonden. Het hof heeft besloten het verzoek toe te staan en een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, dat zal plaatsvinden op 24 april 2025. De beslissing over de kosten is aangehouden tot de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.339.534/02
Zaak- en rekestnummer rechtbank : C/09/640074 / HA ZA 22-1065
Beschikking van 18 maart 2025
in de zaak van
Breathomix B.V.,
gevestigd in Reeuwijk,
verzoekster,
advocaat: mr. R.A.W.J. van Eijck, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
de Staat der Nederlanden (ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport),
gevestigd in Den Haag,
verweerder,
advocaat: mr. W.I. Wisman, kantoorhoudend in Den Haag.
Het hof noemt partijen hierna Breathomix en de Staat.

1.De zaak in het kort

1.1
Breathomix heeft een overeenkomst gesloten met de Staat voor de levering van ademtestapparaten. De Staat heeft de overeenkomst ontbonden nadat bij een verificatie van de apparaten onvoldoende positieve resultaten werden behaald. Breathomix is een procedure begonnen tegen de Staat waarin zij betaling heeft gevorderd op grond van de overeenkomst. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen.
1.2
Breathomix heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Vooruitlopend op het formuleren van haar grieven tegen het vonnis heeft Breathomix het hof verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Het hof wijst dit verzoek toe.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Bij verzoekschrift ontvangen op 7 mei 2024 heeft Breathomix het hof verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen in het hoger beroep dat Breathomix heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 december 2023. Tegelijk met de indiening van het verzoek heeft Breathomix verzocht de hoger beroepprocedure aan te houden.
2.2
De Staat heeft een verweerschrift ingediend waarbij hij zich heeft gerefereerd aan de beslissing van het hof op het verzoekschrift. Omdat de Staat, gezien zijn referte, geen behoefte had aan een mondelinge behandeling, heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Breathomix heeft op 3 mei 2021 een overeenkomst gesloten met de Staat voor de levering van ademtestapparaten. Met behulp van de ademtestapparaten kan worden uitgesloten dat iemand besmet is met het coronavirus.
3.2
Nadat bij een verificatie van de apparaten onvoldoende positieve resultaten werden behaald, heeft de Staat de overeenkomst in september 2021 ontbonden.
3.3
Breathomix heeft een procedure aanhangig gemaakt tegen de Staat waarin zij op grond van de overeenkomst betaling van € 24.713.233,- vordert. Bij vonnis van 20 december 2023 heeft de rechtbank Den Haag deze vordering afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank Breathomix veroordeeld tot (terug)betaling van € 5.872.625,- aan de Staat.

4.Beoordeling van het verzoek

4.1
Het verzoek van Breathomix strekt tot het horen van één getuige, de heer [betrokkene], wonend aan de [adres] (hierna: [betrokkene]).
4.2
Breathomix wil [betrokkene] horen over de volgende feiten:
  • i) het doel, de verwachtingen en de beweegredenen waarmee de Staat eerst in oktober 2020 500 ademtestapparaten bij Breathomix heeft besteld en vervolgens in januari 2021 nog eens 1300 ademtestapparaten;
  • ii) de vertrouwensbreuk tussen Breathomix en de GGD Amsterdam in januari 2021 en de doorwerking daarvan;
  • iii) de zorgen en twijfels over de haalbaarheid van praktijkinzet van de ademtestapparaten in GGD-teststraten (Spoor 1) en bij wie die zorgen en twijfels wanneer en in welke mate bestonden;
  • iv) de formatie van het Expert Team en de totstandkoming, het doel en de reikwijdte van de Robuuste Verificatie;
  • v) de (contractueel) beoogde verdeling van de ademtestapparaten in de praktijk over Spoor 1 en 2; en
  • vi) de geblokkeerde uitrol van de ademtest in Spoor 2.
4.3
Breathomix stelt dat [betrokkene] op grond van zijn eigen ervaring en waarneming over deze feiten kan verklaren. [betrokkene] is eind 2020 als consultant door de Staat ingehuurd en aangesteld als voorzitter van TriLad, een overleg tussen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: het ministerie), de GGD en VNO-NCW. Vanaf eind februari 2021 kreeg [betrokkene] de rol van voorzitter van de Werkgroep Opschaling waarvan het ministerie, de GGD, de Stichting Open Nederland en VNO-NCW deel uitmaakten. In beide rollen was hij nauw betrokken bij de beoogde inzet van de ademtestapparaten in de praktijk. [betrokkene] is in december 2020 gevraagd Breathomix te ondersteunen bij de opschaling en uitrol van de ademtest. Hij was ook betrokken bij een logistieke pilot die startte op 5 januari 2021. Daardoor maakte hij van dichtbij de vertrouwensbreuk mee tussen Breathomix en de GGD Amsterdam, die op dat moment de belangrijkste implementatiepartner van Breathomix was. Verder heeft hij in verschillende e-mails verslag gedaan over de uitrol van de ademtest.
4.4
Aangezien het verzoekschrift is ingediend vóór 1 januari 2025 is op het verzoek artikel 187 Rv (oud) van toepassing. Op grond van artikel 187 Rv (oud) moeten in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor worden vermeld: de aard en het beloop van de vordering, de feiten of rechten die de verzoeker wil bewijzen en de namen en woonplaatsen van de personen die de verzoeker als getuigen wil doen horen. Dit moet de verzoeker doen op een zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden en de wederpartij voldoende duidelijk is op welke feiten het verhoor betrekking zal hebben. Daarbij dient de rechter na te gaan of de in het verzoek gestelde feiten of rechten die verzoeker wil bewijzen, gegeven de aard en het beloop van de rechtsvordering, relevant zijn.
4.5
Naar het oordeel van het hof voldoet het verzoek van Breathomix aan deze eisen. Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van een weigeringsgrond. Het hof zal het verzoek dus toestaan. De beslissing over de kosten zal het hof aanhouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

5.Beslissing

Het hof:
  • beveelt een voorlopig getuigenverhoor;
  • bepaalt dat het voorlopig getuigenverhoor zal plaatsvinden voor mr. P. Glazener, hiertoe benoemd tot raadsheer-commissaris, op donderdag 24 april 2025 vanaf 9.30 uur in één de zittingszalen in het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60, 2595 AJ Den Haag;
  • bepaalt dat Breathomix uiterlijk binnen zeven dagen na heden een afschrift van deze beschikking aan de Staat moet doen toekomen;
  • bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuige in de maanden april, mei en juni 2025, opgeeft op 24 april 2025 verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor het getuigenverhoor zal vaststellen;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P. Glazener, A.A. Muilwijk-Schaaij en D. Aarts en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025 in aanwezigheid van de griffier.