Uitspraak
Uitspraak van 21 januari 2025
[X]te [Z] , belanghebbende (gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven), tegen na te noemen uitspraak.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 januari 2025 uitspraak gedaan over het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 13 juni 2024. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven, kwam in verzet tegen de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep dat was verklaard door de enkelvoudige belastingkamer van het Hof. De niet-ontvankelijkheid was gebaseerd op het ontbreken van gronden voor het hoger beroep, het niet overleggen van een volmacht en het niet betalen van het griffierecht.
De mondelinge behandeling van het verzet was gepland op 10 december 2024, maar de belanghebbende is niet verschenen. De gemachtigde had eerder telefonisch laten weten niet aanwezig te zullen zijn zonder een verzoek om uitstel. Het verzetschrift dat op 25 juli 2024 was ingediend, voldeed niet aan de wettelijke eisen, omdat het geen gronden voor het verzet bevatte. De belanghebbende was op het verzuim gewezen en kreeg de kans om dit te herstellen, maar heeft hier niet op gereageerd.
Het Hof heeft geconcludeerd dat het verzetschrift niet aan de eisen van de wet voldeed en dat de belanghebbende niet in het verzet kon worden ontvangen. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 6:5, 6:6 en 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, en de beslissing is openbaar gemaakt. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.