ECLI:NL:GHDHA:2025:362

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
BK-24/363
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compromis na tussenuitspraak over WOZ-waarde onroerende zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een onroerende zaak. De belanghebbende, Stichting [X] te [Z], was in geschil met de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De zaak was eerder behandeld door de Rechtbank Den Haag, die op 6 maart 2024 een uitspraak deed die door de heffingsambtenaar werd aangevochten. In een tussenuitspraak op 19 november 2024 heeft het Hof partijen opgedragen om de WOZ-waarde van de onroerende zaak te bevestigen of te betwisten. Op 5 december 2024 hebben beide partijen een gezamenlijk stuk ingediend, waarna het Hof het onderzoek op 20 december 2024 heeft gesloten. Het Hof heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat partijen bij wijze van compromis zijn overeengekomen dat de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2022 gehandhaafd blijft op € 1.867.000. Het Hof heeft de eerdere uitspraak van de Rechtbank vernietigd, behoudens de beslissing over het griffierecht, en de aanslagen onroerende zaakbelasting aangepast. Er zijn geen proceskosten vergoed, omdat er geen kosten zijn gesteld of gebleken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/363

Uitspraak van 23 januari 2025

in het geding tussen:
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, de Heffingsambtenaar,
(vertegenwoordiger: A. Remmelzwaal)
en

Stichting [X] te [Z] , belanghebbende,

op het hoger beroep van de Heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 6 maart 2024, nummer SGR 22/7576.

Procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 19 november 2024 (de tussenuitspraak) verwijst het Hof naar de tussenuitspraak.
1.2.
In de tussenuitspraak heeft het Hof partijen opgedragen om met inachtneming van de tussenuitspraak, al dan niet na gezamenlijk overleg, aan het Hof bekend te maken welke WOZ-waarde van de onroerende zaak zij voorstaan.
1.3.
De Heffingsambtenaar heeft op 5 december 2024 namens beide partijen een stuk ingediend. Het Hof heeft een afschrift van dit stuk aan belanghebbende verstuurd.
1.4.
Het Hof heeft op 20 december 2024 het onderzoek gesloten.

Verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1.
Partijen zijn bij wijze van compromis overeengekomen dat de WOZ-waarde voor de onroerende zaak voor het kalenderjaar 2022 gehandhaafd blijft op € 1.867.000. Het Hof zal partijen hierin volgen.
2.2.
In de tussenuitspraak ligt besloten dat de uitspraak van de Rechtbank niet in stand kan blijven en dat moet worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten

3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gesteld of gebleken.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing over het griffierecht;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de aanslag onroerende zaakbelasting gebruiker;
  • vermindert de aanslag onroerende zaakbelasting eigenaar, uitgaande van de WOZ-waarde van € 1.867.000 en het woningtarief geldend voor 2022.
Deze uitspraak is vastgesteld door T.A. de Hek, H.A.J. Kroon en L.D.M.A. Reijs, in tegenwoordigheid van de griffier M.G. Kastelein. De beslissing is op 23 januari 2025 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.