ECLI:NL:GHDHA:2025:355

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
200.331.945/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationale onrechtmatige daad tussen Nigeriaanse scheepseigenaar en Londense scheepsmakelaar

In deze zaak heeft de Asset Management Corporation of Nigeria (AMCON) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin werd geoordeeld dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om te oordelen over een geschil met de Londense scheepsmakelaar [geïntimeerde]. AMCON stelt dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld door een koopovereenkomst tot stand te brengen zonder daartoe bevoegd te zijn, wat heeft geleid tot schade voor AMCON. De rechtbank oordeelde dat de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis niet in Nederland lag, en dat de Nederlandse rechter daarom niet bevoegd was op basis van artikel 6, aanhef en onder e, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de schade die AMCON heeft geleden, voortvloeit uit de onbevoegde vertegenwoordiging door [geïntimeerde] en dat de plaats waar de schade is ingetreden niet in Nederland is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt AMCON in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.331.945/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/644087 / HA ZA 22-711
Arrest van 25 februari 2025
in de zaak van
Asset Management Corporation of Nigeria,
gevestigd in Abuja, Nigeria,
appellante,
advocaat: mr. T. Bezmalinovic, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] & Co. Limited,
gevestigd in Londen, Verenigd Koninkrijk,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.C.A. van ’t Zelfde, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna AMCON en [geïntimeerde] noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
Volgens AMCON heeft scheepsmakelaar [geïntimeerde] onrechtmatig jegens haar gehandeld doordat [geïntimeerde] , zonder dat zij daartoe bevoegd was, heeft bewerkstelligd dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen waarbij AMCON een schip heeft verkocht aan een derde partij. De vraag die het hof moet beantwoorden is of de Nederlandse rechter bevoegd is in deze (internationale) zaak. Het hof komt tot de conclusie dat dat niet het geval is en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 16 augustus 2023, waarmee [geïntimeerde] in hoger beroep is gekomen van het vonnis in incident van de rechtbank Rotterdam van 17 mei 2023;
  • de memorie van grieven van [geïntimeerde] ;
  • de memorie van antwoord van AMCON, met bijlagen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
AMCON was in de voor deze zaak relevante periode eigenares van het zeeschip ‘Mongolia’ (hierna: het schip). Het schip lag in die periode in Rotterdam.
3.2
[geïntimeerde] is een in Londen gevestigde scheepsmakelaar.
3.3
In januari 2016 heeft AMCON aan [geïntimeerde] gevraagd om het schip te taxeren.
3.4
Begin maart 2016 heeft [geïntimeerde] AMCON benaderd met de mededeling dat zij een potentiële koper had voor het schip. AMCON heeft daarna via [geïntimeerde] onderhandeld over de verkoop van het schip aan Eurofinance.
3.5
Volgens Eurofinance is eind maart 2016 een koopovereenkomst tot stand gekomen, waarbij AMCON het schip aan Eurofinance heeft verkocht voor een bedrag van USD 8 miljoen en het schip in Rotterdam zou worden geleverd.
3.6
AMCON heeft betwist dat (via [geïntimeerde] ) een koopovereenkomst tot stand is gekomen.
3.7
In april 2016 heeft Eurofinance conservatoir beslag gelegd op het schip nadat zij verlof had gekregen van de Rotterdamse voorzieningenrechter. Dit beslag is opgeheven nadat AMCON zekerheid had gesteld in de vorm van een bankgarantie voor een bedrag van USD 3.530.000,-.
3.8
Eurofinance heeft in Londen een arbitrageprocedure aangespannen tegen AMCON. In die procedure is geoordeeld dat op 23 maart 2016 een rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen AMCON en Eurofinance, en dat AMCON haar verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst niet is nagekomen.
3.9
Daarna heeft Eurofinance de bankgarantie van USD 3.530.000,- uitgewonnen.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
AMCON heeft [geïntimeerde] gedagvaard en gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens AMCON en aansprakelijk is voor de schade die AMCON als gevolg daarvan heeft geleden, nader op te maken bij staat. Volgens AMCON heeft [geïntimeerde] onrechtmatig gehandeld doordat zij AMCON heeft gebonden aan een koopovereenkomst waarbij AMCON het schip aan Eurofinance verkocht voor het bedrag van USD 8 miljoen, terwijl AMCON haar daarvoor geen toestemming had gegeven. Hierdoor heeft AMCON schade geleden.
4.2
[geïntimeerde] heeft een bevoegdheidsincident opgeworpen. Volgens [geïntimeerde] is de Nederlandse rechter niet bevoegd in deze zaak.
4.3
De rechtbank heeft [geïntimeerde] in het gelijk gesteld en geoordeeld dat zij niet bevoegd is. Volgens de rechtbank kan artikel 6 aanhef en onder e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet tot bevoegdheid van de Nederlandse rechter leiden omdat de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis (het
Handlungsort) noch de plaats waar de schade is ingetreden (het
Erfolgsort) in Nederland is gelegen.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
AMCON is het niet eens met het vonnis. Zij stelt dat de Nederlandse rechter wel bevoegd is op grond van artikel 6 aanhef en onder e Rv. Volgens AMCON moet Rotterdam als
Erfolgsortworden aangemerkt en heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat dit niet zo is. AMCON wil dat het hof het vonnis van de rechtbank vernietigt.
5.2
Het hof begrijpt dat AMCON hiervoor in hoger beroep het volgende aanvoert. De door [geïntimeerde] gepleegde onrechtmatige daad bestaat uit onbevoegde vertegenwoordiging door [geïntimeerde] die erin heeft geresulteerd dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen AMCON en Eurofinance, tegen de wil van AMCON. Daarbij is het schip verkocht tegen een te laag bedrag. AMCON heeft het schip vervolgens niet aan Eurofinance geleverd, maar was wel verplicht om een schadevergoeding aan haar te betalen. De schade die AMCON als gevolg van het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] heeft geleden bestaat uit de schadevergoeding die AMCON aan de koper, Eurofinance, heeft moeten betalen. Die verplichting tot schadevergoeding aan Eurofinance is ontstaan als gevolg van de niet-levering van het schip. Die levering had in Rotterdam moeten plaatsvinden. Rotterdam is daarmee de eerste plaats waar de schade zich concreet heeft voorgedaan. Het is de plaats waar de aanvankelijke, directe schade is ingetreden omdat daar de verplichting tot schadevergoeding naar de koper toe is ontstaan, welke schadevergoeding AMCON in deze procedure op haar beurt op [geïntimeerde] wil verhalen. De plaats waar de schade is intreden (het
Erfolgsort) is dus in Rotterdam gelegen, aldus AMCON.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
De verweerder, [geïntimeerde] , was op het moment van dagvaarding gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Omdat het VK toen geen EU-lidstaat meer was, is Verordening Brussel I bis niet van toepassing.
6.2
De vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is, moet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De algemene hoofdregel van artikel 2 Rv, die bepaalt dat de Nederlandse rechter bevoegd is als de gedaagde in Nederland zijn woonplaats heeft, is niet van toepassing omdat [geïntimeerde] in Londen is gevestigd. Artikel 6 aanhef en onder e Rv is een aanvullende, bijzondere bevoegdheidsregel voor zaken betreffende onrechtmatige daad. Volgens deze bepaling is de Nederlandse rechter bevoegd als het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
6.3
Omdat artikel 6 aanhef en onder e Rv is gebaseerd op (de voorloper van) artikel 7 onder 2 Brussel I bis [1] moet bij de uitleg daarvan in beginsel aansluiting worden gezocht bij de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie over (de voorloper van) artikel 7 onder 2 Brussel I bis. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie geldt het volgende:
  • Hoofdbeginsel is dat bevoegd is de rechter van de lidstaat waar de verweerder zijn woonplaats heeft. Bij wijze van uitzondering daarop zijn er bijzondere bevoegdheidsregels voor limitatief opgesomde gevallen waarin de verweerder kan worden opgeroepen voor de rechter van een andere lidstaat. Deze bijzondere bevoegdheidsregels, waaronder artikel 7 onder 2 Brussel I bis, moeten restrictief worden uitgelegd, waarbij niet verder mag worden gegaan dan de in die verordening uitdrukkelijk voorziene gevallen.
  • De bijzondere bevoegdheidsregel van artikel 7 onder 2 Brussel I bis berust op het bestaan van een nauwe band tussen de vordering en de gerechten van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, op grond waarvan het om redenen verband houdend met bewijslevering en procesvoering (“een goede rechtsbedeling en nuttige procesinrichting”) gerechtvaardigd is dat deze gerechten bevoegd zijn.
  • Onder ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ valt zowel de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis (het
- Onder ‘plaats waar de schade is ingetreden’ valt alleen de plaats waar de directe, initiële schade is ingetreden en niet de plaats waar zich indirecte gevolgschade heeft voorgedaan. [3] Zo valt bij een verkeersongeluk onder ‘plaats waar de schade is ingetreden’ alleen de plaats waar de onrechtmatige handeling schadelijk inwerkt op lijf of goed van het slachtoffer, en niet de plaats waar het slachtoffer stelt vermogensschade te hebben geleden.
6.4
Het gaat in deze zaak om de rechtsverhouding tussen AMCON en [geïntimeerde] . AMCON stelt dat in deze verhouding sprake is van een onrechtmatige daad omdat [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan onbevoegde vertegenwoordiging, waardoor AMCON tegen haar wil is gebonden aan een koopovereenkomst met Eurofinance. Vast staat dat [geïntimeerde] haar werkzaamheden vanuit Londen heeft verricht en dat zij de onderhandelingen met Eurofinance vanuit die plaats heeft gevoerd. De plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis (de gestelde onbevoegde vertegenwoordiging door [geïntimeerde] ) is dus Londen. Partijen zijn het daar overigens over eens. De vraag die moet worden beantwoord is of het
Erfolgsortin Nederland (Rotterdam) kan worden gelokaliseerd.
6.5
De schade die AMCON stelt te hebben geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] bestaat uit de vermogensschade die AMCON heeft geleden doordat zij schadevergoeding aan Eurofinance heeft moeten betalen, gelijk aan het verschil tussen de verkoopprijs van het schip en de werkelijke marktwaarde van het schip. AMCON betoogt dat Rotterdam de plaats is waar de aanvankelijke schade is ingetreden, analoog aan het geval van een verkeersongeluk waarbij de plaats waar de (directe) schade is ingetreden de plaats is waar het onrechtmatig handelen inwerkt op lijf of goed van het slachtoffer (zie memorie van grieven nr. 17). Die redenering gaat echter niet op. De plaats van de niet-levering van het schip kan niet worden gelijkgesteld aan de plaats waar de directe schade als gevolg van het gestelde onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] is ingetreden.. De gestelde schade van AMCON, die bestaat uit het verschil tussen de verkoopprijs van het schip en de werkelijke marktwaarde van het schip, is namelijk ontstaan bij de koopovereenkomst die door de (gestelde) onbevoegde vertegenwoordiging van [geïntimeerde] tot stand is gekomen en is zeker geworden door het arbitrale vonnis dat in Londen gewezen is. [4] Deze voor de lokalisering van het
Erfolgsortrelevante aanknopingspunten bevinden zich niet in Nederland. De initiële schade is dus, anders dan AMCON stelt (memorie van grieven nr. 20), niet ontstaan op het moment van de niet-levering van het schip. De plaats waar het schip volgens de koopovereenkomst geleverd had moeten worden, kan daarmee niet worden aangemerkt als plaats waar de directe schade als gevolg van het gestelde onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] is ingetreden. De door AMCON voorgestane uitleg is daarmee ook in strijd met de restrictieve uitleg die past bij de bijzondere bevoegdheidsregel van artikel 6 aanhef en onder e Rv en voldoet niet aan het vereiste van een nauwe band tussen de vordering waar het in deze zaak om gaat en het land van de aangezochte (Nederlandse) rechter. De conclusie is dat Rotterdam niet als
Erfolgsortkan worden aangemerkt, en dat de Nederlandse rechter dus niet bevoegd is op grond van artikel 6 aanhef en onder e Rv.
6.6
AMCON heeft nog gewezen op de omstandigheden dat de beslaglegging op het schip en de verstrekking van de bankgarantie zich in Rotterdam hebben voorgedaan, merkt op dat deze het gevolg zijn van de niet-levering van het schip in Rotterdam en meent dat de rechtbank deze omstandigheden ten onrechte niet heeft benoemd als indicatoren dat het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan in Rotterdam, als zijnde de plaats van niet-levering (memorie van grieven nr. 15). De redenering van AMCON over deze omstandigheden gaat echter niet op. Het hof heeft hiervoor overwogen dat de beslissing van AMCON om het schip niet te leveren niet kan worden aangemerkt als een direct gevolg van het gestelde onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] en dat de plaats van niet-levering daarom geen
Erfolgsortis. Dat brengt mee dat de beslaglegging en het uitwinnen van de bankgarantie, die (zoals AMCON ook zelf stelt) op hun beurt weer een gevolg zijn van de beslissing om niet te leveren, evenmin kunnen maken dat het
Erfolgsortin Rotterdam kan worden gelokaliseerd.
6.7
De conclusie is dat het hoger beroep van AMCON niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigen.
6.8
Het hof zal AMCON als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 783,-
salaris advocaat € 1.214,- (1 punt × tarief II)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.175,-

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis in incident van de rechtbank Rotterdam van 17 mei 2023;
  • veroordeelt AMCON in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 2.175,-;
  • bepaalt dat als AMCON niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, AMCON de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.J.M. Burg, A.M. Voorwinden en L.M. van Bochove en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
2.HvJ EG 30 november 1976, 21/76, ECLI:EU:C:1976:166 (Kalimijnen).
3.Vgl. HvJ EG 19 september 1995, C-364/93, ECLI:EU:C:1995:289 (Marinari).
4.Vgl. HvJ EU 16 juni 2016, C-12/15, ECLI:EU:C:2016:449 (Universal Music).