ECLI:NL:GHDHA:2025:330

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
22-000314-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot medewerking aan onderzoek uitgeademde lucht in verband met vermoeden alcoholgebruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van een ambtenaar, krachtens de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers. De verdachte was op 14 oktober 2023 te Delft aangehouden op verdenking van mishandeling, waarbij verbalisanten opmerkten dat hij een sterke alcoholgeur had en bloeddoorlopen ogen. Ondanks het bevel om mee te werken aan een onderzoek naar uitgeademde lucht, weigerde de verdachte dit. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een taakstraf, maar het hof oordeelde dat er sprake was van een rechtmatig bevel en dat het vermoeden van alcoholgebruik boven de grenswaarde was vastgesteld. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een geldboete van €350 en 7 dagen hechtenis op. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat deze al deels ten uitvoer was gelegd. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die bekend was met overmatig alcoholgebruik.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000314-24
Parketnummers: 09-268292-23 en 09-235796-22 (TUL)
Datum uitspraak: 21 februari 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 29 januari 2024 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1976,
adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van 350 euro, te vervangen door 7 dagen hechtenis. Tevens is een beslissing genomen op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, als vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 oktober 2023 te Delft opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten Wet middelenonderzoek bij geweldplegers, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 1], belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd medewerking te verlenen aan een onderzoek uitgedemde lucht, hieraan geen gevolg te geven.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks14 oktober 2023 te Delft opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten Wet middelenonderzoek bij geweldplegers, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 1],
belast met de uitoefening van enig toezicht en/ofbelast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen
of van hem had gevorderdmedewerking te verlenen aan een onderzoek
uitgeademdelucht, hieraan geen gevolg te geven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Overwegingen omtrent het bewijs
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit op gronden zoals nader uiteengezet in de overgelegde pleitnota. Zij bepleit, zakelijk weergegeven, dat er geen sprake was van een rechtmatig gegeven bevel in de zin van de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers, nu er op grond van artikel 55e Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een vermoeden vereist is dat de verdachte alcohol heeft gebruikt boven de grenswaarde genoemd in artikel 55d, vierde lid, Sv. Dit vermoeden kan niet worden vastgesteld op basis van één enkel kenmerk, zoals het ruiken van een alcohollucht, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Artikel 55e Sv stelt dat, indien op grond van een onderzoek als bedoeld in artikel 55d, eerste lid, onder a SV, ten aanzien van de verdachte bij wie dat onderzoek is uitgevoerd, het vermoeden bestaat dat hij alcohol heeft gebruikt boven de grenswaarde, bedoeld in artikel 55d, vierde lid, of op andere wijze dat vermoeden ten aanzien van hem is ontstaan, de opsporingsambtenaar hem kan bevelen medewerking te verlenen aan een nader onderzoek van uitgeademde lucht. Op grond van artikel 55d lid 4 Sv is bij besluit vastgesteld, zoals dat ook gold ten tijde van het tenlastegelegde, dat deze grenswaarde 350 ugl betreft.
Het staat niet ter discussie dat de verdachte niet is onderworpen aan een voorlopige ademtest. Hem is bevolen mee te werken aan een nader ademonderzoek op het politiebureau, nu op een andere wijze een vermoeden was ontstaan van alcoholgebruik boven bedoelde grenswaarde.
Het hof is van oordeel dat er sprake was van een rechtmatig bevel, dat voldeed aan de vereisten van artikel 55e lid 1 jo. 55d Sv. Het hof heeft zich voor dat oordeel gebaseerd op de navolgende, uit het dossier naar voren komende feiten en omstandigheden.
De verdachte wordt op 14 oktober 2023 om 22:50 uur aangehouden op verdenking van de mishandeling van zijn partner. Verbalisant [verbalisant 2], die ter plaatse in gesprek gaat met de verdachte, merkt op dat er “een gigantische alcoholgeur” uit de mond van de verdachte komt. Verbalisant [verbalisant 2] ziet tevens dat de verdachte bloeddoorlopen ogen heeft. De verdachte wordt aangehouden en meegenomen naar het bureau. Daarbij zijn handboeien aangelegd, omdat de verdachte volgens de betrokken verbalisant “dusdanig onder invloed (was) dat hij onberekenbaar was”. Om 23:05 uur is de verdachte voorgeleid bij de hulpofficier en opgehouden voor onderzoek, waarbij in het proces-verbaal is vermeld: “Op mijn vraag of die een andere persoonlijkheid wordt als die gedronken heeft, hoorde ik de verdachte zeggen... “absoluut”. Om 23:10 uur wordt op het politiebureau een onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van middelengebruik. Ook deze verbalisant, [verbalisant 1], heeft geverbaliseerd dat de verdachte naar alcohol riekte. Toen de verbalisant de verdachte wilde laten blazen, antwoordde de verdachte: “Ik ga niet blazen”. Daarop is hem om 23:35 uur het bevel gegeven mee te werken aan een nader onderzoek uitgeademde lucht als bedoeld in art. 55e lid 1 Sv, hetgeen de verdachte heeft geweigerd.
Het hof is van oordeel dat genoemde bevindingen met betrekking tot het alcoholgebruik van de verdachte - weliswaar neergelegd in meerdere processen-verbaal door verschillende opsporingsambtenaren -, in onderling verband en samenhang moeten worden bezien, mede gelet op het korte tijdsverloop tussen het moment van aantreffen van de verdachte op 14 april 2023 om 22:50 uur en het moment waarop het nader onderzoek van uitgeademde lucht werd bevolen om 23:35 uur, te weten (ruim) een half uur. Deze bevindingen rechtvaardigen de conclusie dat sprake was van een vermoeden ten aanzien van de verdachte van alcoholgebruik boven de grenswaarde van 350 ugl, als bedoeld in art. 55e lid 1 Sv toen het bevel tot nader onderzoek van uitgeademde lucht werd gegeven.
Nu het hof van oordeel is dat sprake is van een bevel krachtens de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers en ook dat bestanddeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht, wordt het gevoerde verweer tot vrijspraak verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte, die aangehouden was in het kader van verdenking van een geweldsmisdrijf, en ten aanzien van wie een vermoeden bestond dat hij dit misdrijf onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol had gepleegd, heeft niet voldaan aan een bevel om mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht. Die weigering is strafbaar, zo heeft de wetgever bepaald en toegelicht in de Wet Middelenonderzoek bij geweldplegers.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de reclasseringsadviezen die zijn opgemaakt in het kader van andere strafzaken, waaronder de adviezen van 21 juni 2024 en 7 oktober 2024 , waaruit blijkt dat de verdachte bekend is met overmatig alcoholgebruik, hetgeen een verband heeft met zijn delictgedrag en ten grondslag ligt aan de instabiliteit op vele leefgebieden.
Het hof is - alles afwegende – met de politierechter van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 14 december 2022 onder parketnummer 09-235796-22 is de verdachte onherroepelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, met proeftijd van 2 jaren, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, gevorderd dat die vordering wordt afgewezen, nu de vordering tenuitvoerlegging al in een eerdere strafzaak van de verdachte (parketnummer 09-192861-24) is toegewezen en inmiddels ook ten uitvoer is of wordt gelegd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Het hof zal de vordering afwijzen, nu de voorwaardelijke straf deels reeds onherroepelijk ten uitvoer is gelegd en voor het overige deel momenteel ten uitvoer wordt gelegd; de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep immers verklaard dat hij de taakstraf momenteel aan het uitvoeren is bij Rataplan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Wijst af de vorderingvan de officier van justitie van het Parket OVJ Den Haag van 15 oktober 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 14 december 2022, parketnummer 09-235796-22, voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door mr. F.W. Pieters, als voorzitter, mr. G. Knobbout en mr. W.A.G.J.W. Ferenschild, leden, in bijzijn van de griffier mr. I.M.A. Schipper.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 februari 2025.
mr. F.W. Pieters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.