ECLI:NL:GHDHA:2025:305

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
200.337.520/01 en 200.342.116/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van ouders als bewindvoerders afgewezen wegens belangenverstrengeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de benoeming van ouders als bewindvoerders voor hun dochter, [kind 1], die geestelijk en lichamelijk gehandicapt is. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. E.R. van Dijk, verzochten het hof om hen als mentoren en bewindvoerders te benoemen in plaats van de professionele bewindvoerder, Stichting Veritas Vertegenwoordiging. Het hof heeft echter geoordeeld dat er een risico op belangenverstrengeling bestaat, gezien de afhankelijkheid van [kind 1] van haar ouders voor zorg en de financiële situatie. De ouders hebben in hun hoger beroep aangegeven dat zij hun verzoek willen intrekken, wat door [kind 1] werd ondersteund. Het hof heeft vastgesteld dat er geen duidelijke voorkeur van [kind 1] is voor haar ouders als bewindvoerders, en dat het in haar belang is dat een onafhankelijke bewindvoerder wordt aangesteld. De bestreden beschikkingen van de rechtbank Rotterdam zijn bekrachtigd, en de ouders zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Het hof benadrukt dat de ouders zich moeten inspannen om de professionele bewindvoerder te accepteren en de belangen van [kind 1] voorop te stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer gerechtshof: 200.337.520/01 (mentorschap)
200.342.116/01 (bewind)
zaaknummers rechtbank: 10731332 GZ VERZ 23-6725 (mentorschap)
10731331 GZ VERZ 23-6724 (bewind)
beschikking van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2025
inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E.R. van Dijk te Rotterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.R. van Dijk te Rotterdam,
hierna tezamen te noemen: de ouders.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [kind 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [kind 1] ,
advocaat mr. E. Kattestaart;
- Stichting Veritas Mentorschap,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de huidige mentor;
- [kind 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [kind 2] ;
- [kind 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [kind 3] ;
- [kind 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [kind 4] .

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg in de zaak met zaaknummer 200.337.520/01 naar de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam van 7 november 2023 met zaaknummer 10731332 GZ VERZ 23-6725, hierna de bestreden mentorschapsbeschikking.
1.2
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg in de zaak met zaaknummer 200.342.116/01 naar de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam van 7 november 2023 met zaaknummer 10731331 GZ VERZ 23-6724, hierna de bestreden bewindsbeschikking.
1.3
De bestreden mentorschapsbeschikking en de bestreden bewindsbeschikking worden hierna tezamen de bestreden beschikkingen genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De ouders zijn op 30 januari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikkingen.
2.2
[kind 1] heeft op 30 mei 2024 in beide zaken een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
  • op 7 maart 2024 een journaalbericht met bijlagen van de zijde van de ouders van 6 maart 2024;
  • op 22 maart 2024 een e-mailbericht van de zijde van de ouders;
  • op 3 juli 2024 een journaalbericht met bijlage van de zijde van de ouders van 1 juli 2024;
  • op 6 januari 2025 een e-mailbericht van de zijde van [kind 1] .
2.4
Het hof verwijst naar zijn verwijzingsbeschikking van 23 januari 2025.
2.5
[kind 1] is direct voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 3 februari 2025 met instemming en buiten aanwezigheid van haar ouders en overige belanghebbenden, gehoord door de raadsheer, in het bijzijn van de griffier en haar advocaat.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 3 februari 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • [kind 1] , bijgestaan door haar advocaat;
  • Stichting Veritas Mentorschap, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger Stichting Veritas] .
De overige belanghebbenden zijn, ondanks daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.7
Na de mondelinge behandeling zijn bij het hof de volgende stukken ingekomen:
  • op 7 februari 2025 een e-mailbericht van de zijde van de ouders;
  • op 7 februari 2025 een e-mailbericht van de zijde van [kind 1] , met bijlagen;
  • op 10 februari 2025 een e-mailbericht van de zijde van de ouders.
Deze stukken maken thans deel uit van het procesdossier.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de kantonrechter vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
3.2
[kind 1] is geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] . Zij is de dochter van [de vader] (vader) en [de moeder] (moeder) en is de zus van [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] . [kind 1] is geestelijk en lichamelijk gehandicapt en zit in een rolstoel. Zij is jong meerderjarig, woont thuis bij haar familie en wordt door haar ouders 24 uur per dag verzorgd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden bewindsbeschikking heeft de kantonrechter alle goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld wegens een lichamelijke of geestelijke toestand en de kantonrechter heeft daarbij Stichting Veritas Vertegenwoordiging, gevestigd te Rotterdam, postadres: Postbus 9099, 3007AB Rotterdam tot bewindvoerder benoemd. Verder heeft de kantonrechter de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden en de jaarbeloning vastgesteld overeenkomstig de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
4.2
Bij de bestreden mentorschapsbeschikking heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld over betrokkene als gevolg van een lichamelijke of geestelijke toestand en de kantonrechter heeft daarbij Stichting Veritas Mentorschap, gevestigd te Rotterdam, postadres: Postbus 9099, 3007AB Rotterdam als mentor benoemd. Verder heeft de kantonrechter de beloning van de mentor voor de aanvangswerkzaamheden en de jaarbeloning vastgesteld overeenkomstig de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
4.3
De ouders verzoeken het hof de bestreden beschikkingen te vernietigen en:
in de zaak met zaaknummer 200.337.520/01:
alsnog opnieuw beschikkende de verzoekers als mentoren te benoemen;
in de zaak met zaaknummer 200.342.116/01:
alsnog opnieuw beschikkende de verzoekers als bewindvoerders te benoemen.
4.3
[kind 1] verzoekt het hof, in zowel de zaak met zaaknummer 200.337.520/01 als in de zaak met zaaknummer 200.342.116/01, de ouders niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoeken in het hoger beroep, dan wel het verzoek van de ouders in hoger beroep af te wijzen, alsmede te oordelen dat de bestreden beschikking in stand zal blijven.

5.De motivering van de beslissing

In de zaak met zaaknummer 200.337.520/01:
5.1
De ouders hebben het hof bij voormeld e-mailbericht van 7 februari 2025 laten weten dat zij hun hoger beroep wensen in te trekken. [kind 1] heeft bij voormeld e-mailbericht van 7 februari 2025 medegedeeld akkoord te gaan met de intrekking. Het hof maakt hieruit op dat partijen de gronden van hun hoger beroep in deze zaak niet handhaven. Dit brengt mee dat het hof de ouders in hun hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.
In de zaak met zaaknummer 200.342.116/01:
Wettelijk kader
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Het bewind kan op grond van het derde lid van voornoemd artikel eveneens worden ingesteld indien te verwachten is dat rechthebbende binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.
5.3
Op grond van artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon. Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Standpunten van partijen
5.4
De ouders voeren – kort weergegeven – het volgende aan. [kind 1] is een jonge vrouw met zowel een verstandelijke als een lichamelijke beperking. Zij woont bij de ouders thuis en als gevolg daarvan nemen de ouders de volledige verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding op zich. De ouders stellen dat zij [kind 1] het beste kennen en dat zij zich altijd hebben ingespannen om in haar belang te handelen. Hun leven is toegewijd aan hun dochter en zij doen dat met alle liefde. De ouders zijn in staat om de (financiële) administratie van [kind 1] te beheren en hebben dat altijd probleemloos gedaan. Verder heeft [kind 1] aan haar ouders te kennen gegeven dat zij geen bewindvoerder wenst, waar zij volledig achter staan. Contact tussen [kind 1] en de huidige bewindvoerder heeft zeer lang op zich laten wachten. Verder zijn de vermoedens van huiselijk geweld, die in eerste aanleg aan de orde zijn gesteld, niet nader geconcretiseerd of gemotiveerd. De ouders betwisten dan ook dat sprake zou zijn (geweest) van huiselijk geweld. Daarnaast is de vader de Nederlandse taal weldegelijk machtig. De taalbeheersing van de moeder is minder goed, maar dat is niet van zodanige aard dat dit aan bewind in de weg staat. De ouders zijn bereid en geschikt om de bewindvoering op zich te nemen en zullen dat doen met inachtneming van de wensen van [kind 1] .
5.5
[kind 1] voert – kort weergegeven – het volgende aan. Zij is op dit moment thuiswonend, waardoor haar ouders grotendeels haar verzorging op zich nemen. [kind 1] is hen daarvoor zeer dankbaar, maar heeft inmiddels ook een toekomstvisie gevormd waarin zij meer zelfstandiger en onafhankelijker zou willen leven. Zo zou ze graag weer naar dagbesteding gaan en wil ze graag op zoek naar een geschikte woonvorm om zelfstandiger te gaan wonen. Dit alles zonder af te doen aan haar band met haar ouders. Het is vervelend geweest dat het eerste contact met de huidige bewindvoerder lang op zich heeft laten wachten, desondanks is het eerste contact naar tevredenheid verlopen. Deze procedure brengt veel spanning met zich, waarbij het voor [kind 1] lastig is om haar standpunt te vormen en deze zo min mogelijk belastend voor haar ouders te uiten.
Oordeel van het hof
5.6
Het hof oordeelt als volgt. Uitgangspunt is dat de rechter op grond van artikel 1:435 lid 3 BW bij het benoemen van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur volgt van de betrokkene. Niet ter discussie staat dat [kind 1] als gevolg van haar lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat is om ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Ook staat vast dat [kind 1] op geestelijk niveau functioneert als een kind van circa 8 jaar. Het hof heeft op basis van de stukken, en in het persoonlijke gesprek met [kind 1] , vastgesteld dat [kind 1] geen blijk geeft van een uitdrukkelijke voorkeur, die voldoende eenduidig kan worden genoemd. Zo vertelt zij de ene keer dat iemand anders (dan haar ouders) haar financiën moet beheren, de andere keer vertelt ze dat zij haar vader nog wel een kans wil geven. Uit de stukken en uit wat het hof tijdens de zitting heeft waargenomen is helder geworden dat ook niet van [kind 1] kan worden verwacht dat zij een eenduidige en uitdrukkelijke voorkeur kenbaar zal maken. Daarbij spelen zowel haar geestelijke gesteldheid alsook de situatie waarin zij verkeert die kan leiden tot een loyaliteitsconflict bij [kind 1] een grote rol. Dat enige verantwoordelijkheid voor een ‘uitdrukkelijke keuze’ op [kind 1] wordt gelegd, acht het hof niet in het belang van [kind 1] ’s stabiliteit en verdere ontwikkeling als jongmeerderjarige.
5.7
Het is dus niet mogelijk om een uitdrukkelijke voorkeur van [kind 1] te volgen, omdat deze er gewoonweg niet is. Daarmee gaat de wettelijke voorkeur op grond van artikel 1:435 lid 4 BW in beginsel uit naar ouders, broers of zussen. Het hof overweegt echter dat het de rechter vrij staat om af te wijken van de wettelijke voorkeur wanneer er bezwaren zijn gebleken tegen de benoeming van (één van deze) wettelijk preferente bewindvoerder(s).
5.8
De ouders hebben zich van begin af aan bereid verklaard om het bewind op zich te nemen zoals zij ook al tijdens de eerste achttien levensjaren van [kind 1] hebben gedaan, en zij hebben in eerste aanleg – toen [kind 1] meerderjarig werd – ook een verzoek daartoe neergelegd bij de kantonrechter. De kantonrechter heeft toen echter een onafhankelijke bewindvoerder benoemd, terwijl de ouders zichzelf in het belang van [kind 1] juist beter in staat achtten (en dat nog steeds doen) om het bewind op zich te nemen. De ouders verzoeken het hof daarom (opnieuw) om hen als bewindvoerders te benoemen.
5.9
Na afweging van alle betrokken belangen, en alle standpunten in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof hierin niet mee en legt dit als volgt uit. Voorop staat – en dat heeft het hof ook gezien – dat de ouders zeer nauw betrokken zijn bij [kind 1] en dat zij haar liefdevol verzorgen en hebben opgevoed, haar hele leven al. Zo is de woning van de ouders aangepast om aan de zorgbehoefte van [kind 1] te voldoen, waardoor [kind 1] thuis bij haar ouders, broer en zussen kan wonen. Zo is en blijft [kind 1] onderdeel van de hechte familie. Daarnaast is duidelijk geworden dat de ouders de 24-uurs zorg voor [kind 1] op zich nemen, ook al meer dan achttien jaar. De ouders krijgen hiervoor vergoedingen vanuit het persoonsgebonden budget van [kind 1] . Er zijn slechts enkele andere zorgverleners en specialisten die [kind 1] zo nu en dan zien met betrekking tot haar zorg. Het staat dus vast dat de ouders van [kind 1] (naast de huidige mentor en de huidige bewindvoerder) de enige nauw betrokken zorgverleners zijn.
Ten tijde van de beslissing van de kantonrechter zijn er zorgen geuit over de veiligheid thuis, onder meer na een melding bij Veilig Thuis. Toen is een vertrouwelijke brief gestuurd naar de kantonrechter, die niet (ook) aan de ouders is verstrekt met een beroep op (naar het hof nu begrijpt) art. 22 lid 2 Rv, maar enkel aan de rechter wegens gewichtige redenen. Het hof is niet gebleken dat die geuite zorgen op dit moment nog steeds leven, en er zijn ook geen andere aanknopingspunten gesteld of aanwezig om dit vermoeden verder te staven. Wel is tijdens de zitting duidelijk geworden dat het jeugdteam van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) elke week langs komt bij het gezin. Onduidelijk is of dit enkel te maken heeft met de zorgverlening voor [kind 1] (zoals de ouders stellen), of dat dit ter ondersteuning van het gehele gezin is (zoals de mentor heeft toegelicht).
5.1
Het hof overweegt dat [kind 1] consistent en duidelijk kenbaar heeft gemaakt, vanaf het ingediende verzoek tot onderbewindstelling tot aan het hoger beroep in deze zaak, dat het haar diepe wens is om zelfstandiger te worden en om haar eigen toekomstvisie – los van de mening van haar ouders daarover – te mogen vormen. Uiteraard binnen haar mogelijkheden en rekening houdend met haar beperkingen. Zo wil zij graag weer starten met een dagbesteding en wil zij zich oriënteren welke woonvorm – anders dan thuis wonen – voor haar passend zou zijn. [kind 1] is op dit moment voor haar zorg en inwoning volledig afhankelijk van haar ouders, terwijl aan de andere kant haar ouders (op hun beurt) voor inkomsten mede-afhankelijk zijn van de vergoeding uit het persoonsgebonden budget van [kind 1] voor de 24-uurs zorgverlening. 5.11 Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof dan ook tot het oordeel dat hier een risico van tegengestelde belangen en/of belangenverstrengeling aanwezig is – ook al is deze niet welbewust –, waardoor het op dit moment in het leven van [kind 1] wenselijker is dat een onafhankelijke persoon of instantie de financiën van [kind 1] beheert. Het hof oordeelt dat hierom moet worden afgeweken van de wettelijke voorkeur om de ouders als bewindvoerder te benoemen en dat de voorkeur op dit moment in het leven van [kind 1] uitgaat naar het benoemen van een onafhankelijke bewindvoerder, zoals bij de bestreden beschikking ook is gedaan.
5.12
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dan ook bekrachtigen. Dit betekent dat de benoeming van Stichting Veritas Vertegenwoordiging als bewindvoerder in stand blijft. Hoewel de ouders ter zitting hebben doen blijken dat zij het lastig vinden dat er een professionele bewindvoerder betrokken zal zijn en dat het voor hen belangrijk is dat zij hun autonomie als ouders kunnen behouden, heeft het hof er vertrouwen in dat de ouders zich zullen inspannen om de bewindvoerder in het belang van [kind 1] te accepteren en [kind 1] en de bewindvoerder voldoende gelegenheid zullen bieden om elkaar – met inachtneming van de privacy van [kind 1] – te spreken.

6.De beslissing

De enkelvoudige kamer van het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.337.520/01:
verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun hoger beroep;
in de zaak met zaaknummer 200.342.116/01:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. van Cleef-Metsaars, bijgestaan door mr. S.V.B. Bours als griffier en is op 26 februari 2025 uitgesproken in het openbaar door mr. A.A.F Donders in tegenwoordigheid van de griffier.