In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de gemeente Dordrecht is opgelegd. De naheffingsaanslag van € 66,80, bestaande uit € 0,30 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten, werd opgelegd omdat de auto van belanghebbende zonder aangemeld kenteken was geparkeerd. De Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende beroep aantekende bij de Rechtbank Rotterdam. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2025 werd de zaak besproken. Belanghebbende stelde dat de naheffingsaanslag onterecht was, omdat hij had aangenomen dat parkeren de eerste 24 uur gratis was, zoals vermeld op de website van het parkeerterrein. Het Hof oordeelde echter dat de informatie ter plaatse voldoende duidelijk was en dat de verplichting om het kenteken in te voeren om aanspraak te maken op het gratis parkeren adequaat was geregeld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat belanghebbende de naheffingsaanslag terecht had gekregen, omdat hij niet aan de voorwaarden had voldaan.
De uitspraak van het Hof bevestigt dat de Heffingsambtenaar bevoegd was om de naheffingsaanslag op te leggen en dat belanghebbende de kosten van de naheffingsaanslag moest betalen. Het Hof zag geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding en bevestigde de beslissing van de Rechtbank.