ECLI:NL:GHDHA:2025:2359

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
22-003591-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onttrekking van een minderjarige aan wettig gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1988, heeft een kwetsbaar meisje van 12 jaar, met wie hij via sociale media contact had, zonder medeweten van haar ouders naar zijn woning laten komen. Dit leidde tot onttrekking aan het wettig gezag. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 120 uren. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde dat het vonnis niet in stand kon blijven. De verdachte heeft de minderjarige onttrokken aan het wettig gezag door haar naar zijn woning te laten komen, wat ernstige zorgen heeft veroorzaakt bij de ouders van het slachtoffer. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003591-24
Parketnummer: 09-037742-24
Datum uitspraak: 12 november 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 14 oktober 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
adres: [woonadres] te [woonplaats] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 3 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2023 tot en met 5 december 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, (telkens) meermalen, althans eenmaal opzettelijk een minderjarige,
te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2011 heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende (door haar naar Roosendaal te laten komen en/of in zijn woning te laten verblijven).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 4 december 2023 tot en met 5 december 2023 te
[plaats 1] en/of[plaats 2] ,
althans in Nederland,(telkens) meermalen, althans eenmaalopzettelijk een minderjarige,
te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2011
heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag
en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende (door haar naar [plaats 2] te laten komen en
/ofin zijn woning te laten verblijven
).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte heeft bijgedragen aan de scheiding tussen de 12-jarige [slachtoffer] en haar ouders, waardoor zij buiten het gezag van haar ouders kwam te verkeren.
In een chatbericht aan [slachtoffer] , drie weken voor het tenlastegelegde verstuurd vanaf een account dat kan worden gelinkt aan de verdachte, geeft de verdachte aan dat hij door haar moeder is gebeld met de mededeling dat hij haar dochter met rust moet laten.
De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem had gezegd dat ze problemen had met haar ouders en om die reden naar hem toe wilde komen en ook dat hij het gezicht van [slachtoffer] via videobellen had gezien.
Uit het proces-verbaal op pagina 100 van het politiedossier blijkt voorts dat een verbalisant die [slachtoffer] ziet, aangeeft dat aan het gezicht van [slachtoffer] te zien is dat zij een jong meisje is en dat zij zeker niet meerderjarig is.
Gelet op het bovenstaande, in onderlinge samenhang en verband bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte door desondanks [slachtoffer] bij het station op te halen en mee te nemen naar zijn huis en haar daar te laten verblijven, heeft gehandeld met het tenlastegelegde (vol) opzet.
Daarmee is derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft de minderjarige en kwetsbare [slachtoffer] , die toen 12 jaar oud was, zonder medeweten van haar ouders ’s avonds naar zijn woning laten komen en haar aldus onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag. Diezelfde nacht is [slachtoffer] door de politie aangetroffen op een matras in de woonkamer van de verdachte, waarop ze tot kort voor de aankomst van de politie samen met hem had gelegen. De verdachte heeft [slachtoffer] met zijn telefoon naar haar moeder laten bellen, waarbij [slachtoffer] tegen haar moeder heeft gezegd dat ze bij een vriendin was. De verdachte heeft hiermee voor zorgen en grote ongerustheid gezorgd bij de ouders van [slachtoffer] . Dergelijke feiten met minderjarige, kwetsbare meisjes zijn ernstige feiten en zorgen ook voor onrust in de samenleving, met name bij ouders van minderjarige kinderen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 oktober 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman weliswaar naar voren gebracht dat de verdachte op jonge leeftijd een hersenvliesontsteking heeft gehad en daarom moeilijk kan werken, maar de raadsman heeft dit niet onderbouwd. Bovendien is de verdachte in eerste aanleg noch in hoger beroep ter terechtzitting verschenen om zijn persoonlijke situatie toe te lichten en heeft hij te kennen gegeven niet te willen meewerken aan een reclasseringsrapportage. Daarmee heeft het hof onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen bepalen dat de verdachte niet in staat zou zijn om een taakstraf uit te voeren. Dit geldt te meer omdat de reclassering doorgaans met veel fysieke beperkingen rekening kan houden bij de tenuitvoerlegging van een taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, de door de politierechter opgelegde straffen passend en geboden. Het hof heeft hierbij ook gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 279 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A. Pit, als voorzitter, en mr. J.A.M. Jansen en mr. R.J.E. Planken, leden, in bijzijn van de griffier mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 november 2025.
mr. J.A.M. Jansen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.