ECLI:NL:GHDHA:2025:2328

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
200.353.609/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid Nederlandse rechter in adoptieprocedure van Keniaans kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van een adoptieverzoek van een in Kenia wonende man, verzoeker, die een in Kenia geboren kind wil adopteren. De moeder van het kind en het kind zelf hebben de zitting niet bijgewoond, hoewel zij daartoe waren opgeroepen. Verzoeker heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 januari 2025 aangevochten, waarin zijn verzoek tot adoptie was afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de zaak een internationaal karakter heeft, aangezien zowel het kind als de moeder de Keniaanse nationaliteit hebben en het kind in Kenia woont. Verzoeker, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft aangevoerd dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van artikel 3 en artikel 9 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof heeft echter geoordeeld dat de zaak onvoldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden, en dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat een procedure in Kenia onmogelijk is. Het hof heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van de verzoeken van verzoeker kennis te nemen en de bestreden beschikking vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.353.609/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 23-7995
zaaknummer rechtbank : C/09/656341
beschikking van de meervoudige kamer van 5 november 2025
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] , Kenia,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. B. Schelvis-Neuteboom te Leiden,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [de moeder] ,
wonende te [plaats] , Kenia,
hierna te noemen: de moeder,
- [kind] ,
wonende te [plaats] , Kenia,
hierna te noemen: [kind] .
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 januari 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Verzoeker is op 17 april 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De raad heeft bij brief van 25 september 2025 aan het hof laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van verzoeker van 23 mei 2025 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van verzoeker van 26 mei 2025 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van verzoeker van 15 juli 2025 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 1 oktober 2025 plaatsgevonden. Hierbij is alleen de vraag behandeld of de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek van verzoeker kennis te nemen. Verschenen zijn: verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat.
De moeder en [kind] hebben de mondelinge behandeling, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet bijgewoond. De moeder was wel in het gerechtsgebouw aanwezig.
2.5
Verzoeker heeft het hof na de mondelinge behandeling nog verzocht aanvullende documenten in te mogen dienen. Dat verzoek is afgewezen, omdat het onderzoek ter zitting al gesloten was.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
[kind] is op [geboortedatum] 2007 te Kenia uit de moeder geboren. Op de overgelegde “Certificate of Birth”, afgegeven op 4 december 2023, staat de moeder als moeder geregistreerd. Er is geen vader geregistreerd.
3.3
Uit de relatie van verzoeker met de moeder is op [geboortedatum] 2022 te [plaats] , Kenia, [zoon] geboren. Op de “Certificatie of Birth”, afgegeven op 3 januari 2023, staan de moeder en verzoeker als ouders geregistreerd.
3.4
Op 20 april 2023 is “In the Childrens’s Court at Nairobi”, Kenia, een “decree” gegeven, inhoudende:
“(...)
"IT IS HEREBY DECREED:-
1. THAT the Applicant [verzoeker] and [de moeder] are hereby granted Legal custody of the minor [kind] . (…)”
3.5
Volgens een uittreksel uit de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) is de inschrijving in de BRP van verzoeker op 13 maart 2007 opgeschort met als reden ‘Emigratie’. Verzoeker staat in de BRP als gehuwd geregistreerd met een andere vrouw dan de moeder.
3.6
Verzoeker heeft volgens de BRP de Nederlandse nationaliteit. De moeder en [kind] hebben de Keniaanse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker – strekkende tot de adoptie door verzoeker van [kind] , waarbij wordt bepaald dat [kind] de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal hebben, alsmede het gelasten van de ambtenaar om een latere vermelding van deze beslissing tot stiefvaderadoptie en geslachtsnaam aan de geboorteakte van [kind] toe te voegen – afgewezen.
4.2
Verzoeker is het niet eens met deze beslissing. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de adoptie van [kind] , geboren op [geboortedatum] 2007, door verzoeker uit te spreken en daarbij aan [kind] de geslachtsnaam [geslachtsnaam] toe te wijzen;
de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten een latere vermelding van deze rechterlijke beslissing tot stiefvaderadoptie c.q. geslachtsnaamwijziging aan de geboorteakte van [kind] toe te voegen.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht
5.1
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat het een verzoek betreft met betrekking tot een kind dat de Keniaanse nationaliteit heeft en in Kenia is geboren. Ook de moeder heeft de Keniaanse nationaliteit. Het hof zal daarom eerst ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
5.2
Verzoeker is van mening dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van zijn verzoeken. Hij beroept zich primair op artikel 3, aanhef en onder c, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Volgens verzoeker zijn voldoende aanknopingspunten aanwezig met de Nederlandse rechtssfeer. Subsidiair doet verzoeker een beroep op artikel 9, aanhef en onder b, Rv. Hij wijst erop dat onder de Keniaanse wetgeving een procedure tot (stiefouder)adoptie van een Keniaans kind voor een buitenlander is uitgesloten. Ook is hij ouder dan de leeftijdgrens van 65 jaar.
Voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden?
5.3
In artikel 3, aanhef en onder c, Rv is bepaald dat in zaken die bij verzoekschrift moeten worden ingeleid, met uitzondering van zaken als bedoeld in de artikelen 4 en 5, de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft indien de zaak anderszins voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is.
5.4
Het verzoek betreft de adoptie van een kind met de Keniaanse nationaliteit waarvan vaststaat dat verzoeker niet de biologische vader is. Voorts verblijft het kind in Kenia. Alles overziende is het hof van oordeel dat deze zaak onvoldoende met de rechtssfeer van Nederland is verbonden. Het feit dat verzoeker met het Keniaanse kind in gezinsverband samenwoont in Kenia brengt in beginsel met zich mede dat de Keniaanse rechter een beslissing dient te nemen met betrekking tot het verzoek tot adoptie. Verder verblijft verzoeker al jarenlang buiten Nederland en woont hij inmiddels al langer dan 10 jaar in Kenia. Dat verzoeker nog steeds de Nederlandse nationaliteit heeft en eigenaar van een woning in Nederland is, acht het hof onvoldoende om tot rechtsmacht van de Nederlandse rechter te leiden. Dat verzoeker zich nog verbonden voelt met de Nederlandse cultuur en dat hij – gegeven het feit dat de veiligheid in Kenia in het geding is – de mogelijkheid wil open houden om zich in de toekomst als gezin in Nederland te vestigen, leidt niet tot een ander oordeel.
Procedure buiten Nederland onmogelijk?
5.5
Nu het hof met de rechtbank van oordeel is dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet kan worden gegrond op de artikelen 2 tot en met 8 Rv, zal het hof beoordelen of die bevoegdheid wel op grond van artikel 9 onder b Rv kan worden toegekend. Laatstgenoemd artikel bepaalt dat indien de Nederlandse rechter niet op grond van artikelen 2 tot en met 8 rechtsmacht toekomt, hij niettemin rechtsmacht heeft indien een gerechtelijke procedure buiten Nederland onmogelijk blijkt. Artikel 9 Rv betreft een noodbevoegdheid: wanneer elders geen bevoegde rechter te vinden valt, kan de Nederlandse rechter, ondanks het feit dat hem normaliter geen rechtsmacht toekomt, in noodgevallen – dus bij hoge uitzondering – bevoegdheid aannemen. In de parlementaire geschiedenis wordt dit als volgt toegelicht:
“Onderdeel b is het forum necessitatis in zijn zuiverste vorm. Dat de desbetreffende partij geen toegang heeft tot de rechter in de voor haar zaak relevante jurisdicties, achten wij niet onder alle omstandigheden doorslaggevend. Het is denkbaar dat het voeren van een gerechtelijke procedure elders feitelijk onmogelijk blijkt, hoewel men op zichzelf wel toegang heeft tot de rechter aldaar. Gedacht kan worden aan gevallen van oorlog of natuurrampen die een volstrekte onmogelijkheid opleveren om de vereiste communicatie met het desbetreffende land tot stand te brengen, hoewel het rechterlijke apparaat aldaar nog wel functioneert en men, eenmaal ter plaatse, op zichzelf wel toegang tot de rechter zou hebben in termen van bevoegdheid en ontvankelijkheid.”
5.6
Naar het oordeel van het hof heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat een gerechtelijke procedure buiten Nederland onmogelijk is. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat toegang tot de Keniaanse rechter ontbreekt. Er is in Kenia een functionerend en bereikbaar rechterlijk apparaat. Dat verzoeker niet voldoet aan de door de Keniaanse wetgever gestelde materiële vereisten van adoptie – zo kan een buitenlander geen Keniaans kind adopteren en is verzoeker ouder dan 65 jaar – doet aan die toegang niet af en vormt daarom evenmin een basis voor rechtsmacht van de Nederlandse rechter op grond van het bepaalde in artikel 9, aanhef en onder b, Rv.
5.7
Al met al concludeert het hof dat de in deze zaak naar voren gekomen feiten en omstandigheden er niet toe kunnen leiden dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 3, aanhef en onder c, Rv of artikel 9, aanhef en onder b, Rv bevoegdheid dient aan te nemen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook vernietigen en zich onbevoegd verklaren om van de verzoeken van verzoeker kennis te nemen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw rechtdoende:
verklaart zich onbevoegd om van de verzoeken van verzoeker kennis te nemen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.N. Labohm, E.B.J. van Elden en M.A.J. Burgers - Thomassen, bijgestaan door mr. G. Evertsen als griffier en is op 5 november 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.