15.39uur verliet de verdachte met dezelfde groene doos de
woning en liep hiermee naar een zwarte Volkswagen Polo. Hij
opende de achterklep en zette de doos in de auto. Hij haalde
een bril uit zijn binnenzak en las een stapel papieren. Daarop
haalde hij de doos weer uit de auto en deed de achterklep
dicht. De verdachte liep met de doos naar de apotheek, leverde
de doos in en liep terug naar de woning. Halverwege de terugweg ging de verdachte ogenschijnlijk probleemloos door zijn hurken om iets van de stoep op te rapen. De verdachte verliet de woning. In zijn linkerhand hield hij doosjes vast. Met zijn rechterhand had hij een mobiele telefoon vast die hij bediende met zijn duim. De verdachte ging de apotheek binnen en kwam na enkele minuten weer naar buiten.
Processen-verbaal van bevindingen betreffende observaties d.d.
5 januari 2023.
Op 5 januari 2023 hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] het volgende waargenomen. Die dag reed verbalisant [verbalisant 2] in [plaatsnaam] in een onopvallend dienstvoertuig op de [straatnaam 1]. Bij de kruising met de [straatnaam 2] viel zijn oog op de velgen van een zwarte Volkswagen Polo. Hij herkende de velgen van een eerdere, hierboven genoemde, observatie. In de auto zaten de verdachte en zijn echtgenote. De verdachte was de bestuurder van de auto en reed naar het winkelcentrum. Hij reed de parkeergarage in en parkeerde de auto. Met de lift gingen de verdachte en zijn vrouw naar boven en zij liepen naar de Lidl-supermarkt. Daar deden zij boodschappen. De verdachte pakte uit de schappen boodschappen die varieerden van zeer licht tot redelijk zwaar. Hij pakte meerdere grote potten met augurken en tevens een grootverpakking met meerdere pakken met vermoedelijk suiker. De verdachte en zijn echtgenote liepen naar de kassa. De verdachte legde daar alle boodschappen op de band.
Tweemaal viel een verpakking op de grond die de verdachte van de grond oppakte en weer op de band legde. De echtgenote van de verdachte betaalde en de verdachte liep met de winkelwagen de supermarkt uit. Met de lift gingen de verdachte en zijn echtgenote naar beneden en liepen naar de auto. De echtgenote legde de boodschappen in de auto. De verdachte was met zijn telefoon kort aan het bellen. Hij stopte de telefoon in zijn zak en gaf vanuit de winkelwagen boodschappen aan zijn echtgenote die ze in de auto legde. De laatste boodschappen haalde de verdachte uit de winkelwagen en legde die zelf in de auto. De verdachte bracht de lege winkelwagen terug en zette die neer in de buurt van de lift. De verdachte nam achter het stuur plaats en reed weg. Verbalisant [verbalisant 3] is na een melding van de eerder genoemde verbalisant naar de woning van de verdachte gereden. Kort daarop nam de verbalisant waar dat de eerdergenoemde Polo op de stoep voor de woning van de verdachte stond. Aan de bestuurderskant stapte een man uit. Die maakte de kofferbak van de auto open, liep naar de woning, opende de deur van de berging met een sleutel en liep terug naar de geopende achterbak. Hij liep meerdere malen met boodschappen in zijn hand naar de woning, waaronder een plastic tas met bananen, potten/conservenblikken en een kistje met fruit. De man sloot de achterklep van de auto, stapte achter het stuur en reed weg.
Aanvullend Pro Justitia rapportage d.d. 22 augustus 2024, opgemaakt en ondertekend door [deskundige 1], psychiater, en [deskundige 2], GZ-psycholoog.
Door de deskundigen wordt in het rapport benoemd dat op de aan hen ter beschikking gestelde en door hen bekeken camerabeelden niets is te zien van de presentatie zoals in de onderzoeks-contacten met de verdachte (in 2022). De verdachte loopt normaal, geen schuifelende passen, zelfstandig, niet aan de hand van zijn vrouw, en er zijn geen trillingen te zien aan zijn armen. De verdachte loopt door de supermarkt, kennelijk in samenspraak met zijn vrouw, die de winkelwagen duwt waarin hij boodschappen doet. Hij legt de boodschappen op de band en raapt het eraf gevallene weer op, terwijl hij in het onderzoek niet in staat was tot een eenvoudige motorische opdracht. Hij staat na het boodschappen doen in de parkeergarage te bellen en brengt de lege winkelwagen terug, gecoördineerde acties waartoe hij in het onderzoek geheel niet toe in staat leek. Voorts rijdt de verdachte auto.
De deskundigen komen tot de conclusie dat het door de verdachte in het onderzoek gepresenteerde klinische beeld van een dementieel syndroom bij Parkinson, zoals verwoord in het rapport d.d. 16 november 2022, zich niet verdraagt met de kort daarna gedane observaties en opgenomen camerabeelden door de politie in momenten van het dagelijks leven van de verdachte. Het is naar mening van de gedragsdeskundigen niet mogelijk dat de verdachte zes of zeven weken na het onderzoek, waarin hij een zeer hulpbehoevende en gehandicapte indruk maakte, op het niveau van zelfstandigheid functioneert zoals de politie gezien heeft en de camerabeelden laten zien, waarbij hij blijk geeft in staat te zijn tot gecoördineerde, weloverwogen en bewuste gedragingen. Het is algemeen bekend dat neurologische ziektebeelden als Parkinson en Alzheimer dementie dergelijk extreem grote schommelingen in het functioneren niet kennen en dat zij verslechteren in de loop van de tijd. Volgens de DSM-5 TR zijn aanwijzingen voor simulatie ziektebeelden die optreden in een medisch-juridische situatie, ziektebeelden met ernstige symptomatologie waarbij die ernst weinig lijdensdruk lijkt te geven en waarbij de gepaste intensieve hulp wordt afgehouden, de medewerking aan het onderzoek moeilijk is en objectieve informatie niet of beperkt verkregen wordt, en de aanwezigheid van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dat tijdens het onderzoek (maar ook misschien eerder bij de neuroloog en de klinisch neuropsycholoog in het ziekenhuis, bij de huisarts en ten overstaan van degene die het beeldvormend onderzoek beoordeeld heeft) de verdachte ziektegedrag gesimuleerd heeft, dat wil zeggen bewust en met een doel anders dan behandeling, daarbij geholpen door zijn vrouw, kan daarom niet uitgesloten worden, aldus de deskundigen.
Aanvullend neuropsychologisch en neurologisch onderzoek d.d. 23 maart 2025, opgemaakt en ondertekend door [deskundige 3], klinisch neuropsycholoog, en [deskundige 4], neuroloog.
De deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte een klinisch beeld presenteert waarbij de motoriek vertraagd is en waarbij de cognitieve functies zijn aangedaan, maar bij neurologisch en cognitief screenend onderzoek worden veel discrepanties en inconsistenties gevonden. Alle objectieve bevindingen (neurologisch onderzoek, politiefilmpjes, MRI) leveren geen aanwijzingen op voor het bestaan van enige neurologische ziekte, met name geen overtuigende aanwijzingen voor een ziekte van Alzheimer, een ziekte van Parkinson of een corticobasale degeneratie, zeker niet voor een ernstige vorm daarvan. De MRI is niet fraai, maar de relatief geringe afwijkingen zijn verenigbaar met een normaal motorisch en cognitief functioneren en passen niet goed bij de ernstige dementie die de verdachte presenteert. Vanuit de eerdere informatie vanuit het [ziekenhuis] Ziekenhuis bleek dat aldaar wel dementie werd vastgesteld, mogelijk zijn de milde MRI-afwijkingen (niet passend bij gevorderde Alzheimer), de Parkinson achtige symptomen en asymmetrische motorische klachten gezien als passend bij dementie. De ernst van de gerapporteerde (en tijdens het testen geobserveerde) cognitieve stoornissen door de verdachte komen niet overeen met de afwijkingen vanuit de MRI.
Het geheel van klachten en (negatieve) testbevindingen zou goed kunnen passen bij het overdrijven van symptomen (aggraveren) of simuleren onder invloed van externe factoren.
Volgens de deskundigen kan voorts geconcludeerd worden dat er op basis van het neurologisch onderzoek, de inconsistenties in het neuropsychologisch onderzoek en de video-observaties geen objectieve aanwijzingen zijn voor een ernstige cognitieve beperking die het functioneren van de verdachte zou hinderen. Er zijn geen neurologische afwijkingen vastgesteld die zijn cognitieve vermogens zouden beperken of zijn vermogen om juridische procedures te volgen in de weg zouden staan.
Aangezien er geen neurologische afwijkingen of een neurologisch ziektebeeld is vastgesteld, is er vanuit de neurologie dan ook geen reden om aan te nemen dat de verdachte niet in staat zou zijn de strekking van zijn vervolging te begrijpen. Dit impliceert dat zijn werkelijke cognitieve vaardigheden waarschijnlijk voldoende intact zijn om complexe informatie te verwerken en te begrijpen, waaronder juridische procedures, aldus de deskundigen.
Naar het oordeel van het hof volgt uit voornoemde processen-verbaal van bevindingen over de observatiemomenten dat de verdachte in staat is om de volgende dagelijkse bezigheden uit te voeren:
- te lopen en tegelijkertijd te telefoneren;
- gesprekken te voeren met een medewerker in een apotheek;
— te lezen;
- vragen te stellen als hij iets niet begrijpt;
- boodschappen te doen;
- boodschappen te tillen en te bukken als het moet, en
- een auto te besturen.
Het hof stelt verder vast dat de verdachte op de verscheidene observatiemomenten geen enkele hulp nodig heeft gehad bij/tijdens het verrichten van de dagelijkse bezigheden.
Voorts stelt het hof vast dat dergelijke dagelijkse bezigheden zich niet verdragen met de tijdens het onderzoek gedane bevindingen zoals verwoord in de door de deskundigen van het NIFP opgemaakte rapportage van 16 november 2022 die hebben geleid tot de schorsing van de vervolging van de verdachte.
Bovendien zijn er geen objectieve aanwijzingen voor een ernstige cognitieve beperking die het functioneren van de verdachte zou hinderen en evenmin zijn er neurologische afwijkingen vastgesteld die zijn cognitieve vermogens zouden beperken of zijn vermogen om juridische procedures te volgen in de weg zouden staan.
Op grond van voornoemde processen-verbaal van bevindingen betreffende de observaties alsmede gezien de genoemde deskundigenrapportages en conclusies van het NIFP, stelt het hof vast dat er geen aanknopingspunten zijn dat de verdachte aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap lijdt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
Het vorenstaande maakt dat de vordering van de advocaat-generaal dient te worden toegewezen. Het hof zal dan ook ingevolge artikel 16, tweede lid, Sv de schorsing van de vervolging van de verdachte opheffen. Daarbij overweegt het hof dat het tweede lid van artikel 16 Sv zich niet beperkt tot de situatie dat de schorsing van de vervolging slechts dan kan worden opgeheven wanneer sprake is van
herstelvan de verdachte. Het tweede lid van voornoemd artikel behelst naar het oordeel van het hof ook een situatie als de onderhavige, waarin achteraf bezien – op grond van nieuwe informatie – is geblekendat de grondslag waarop de vervolging van de verdachte is geschorst, te weten een psychogeriatrische aandoening, is komen te vervallen omdat deze niet heeft bestaan.