ECLI:NL:GHDHA:2025:2263

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
22-002306-24.a
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne en MDMA

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1994, was eerder schuldig verklaard aan het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en MDMA. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof oordeelde dat de verdachte op 20 april 2023 te Rotterdam opzettelijk ongeveer 17,9 gram cocaïne en 3,7 gram MDMA heeft vervoerd. Het hof achtte het opzet aanwezig, ondanks het verweer van de verdachte dat zij niet opzettelijk handelde. Het hof heeft de verdachte van een deel van de tenlastelegging vrijgesproken, maar oordeelde dat het bewezenverklaarde opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet bewezen was. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder en haar positieve ontwikkeling, besloot het hof geen straf of maatregel op te leggen. Het vonnis waarvan beroep werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002306-24
Parketnummer: 10-156953-23
Datum uitspraak: 28 oktober 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 18 juni 2024 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
adres: [woonadres] , [woonplaats] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte schuldig verklaard aan het tenlastegelegde en is aan haar geen straf of maatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 20 april 2023 te Rotterdam, opzettelijk heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 17,9 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 3,7 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair
20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Partiële vrijspraak
Het hof acht op grond van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk verkopen van drugs, zodat de verdachte van dat deel van de tenlastelegging behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks20 april 2023 te Rotterdam, opzettelijk heeft
verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd
, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,ongeveer 17,9 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïneen
/ofongeveer 3,7 gram MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde cocaïne en
/ofMDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden als vermeld in de pleitnotities – op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het opzettelijk (in welke vorm van opzet dan ook) vervoeren dan wel aanwezig hebben van drugs.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op donderdag 20 april 2023 kwam er om 20:07 uur bij de politie, eenheid Rotterdam, een anonieme melding binnen over een mogelijk drugstransport op de Doklaan in Rotterdam. Hierbij zou een zwarte Citroën C1 met kenteken [kenteken] betrokken zijn en de bestuurder zou een vrouw met krullend haar zijn.
Omstreeks 20.20 uur kwam het voertuig in beeld bij de politie. Meerdere agenten in burger hebben het voertuig, met het kenteken [kenteken] , gevolgd. In de omgeving van de [straat 1] maakte het voertuig een aantal bijzondere
manoeuvres en reed vervolgens de [straat 2] in.
De opsporingsambtenaren zagen dat het voertuig stopte ter hoogte van nummer [huisnummer] en zij zagen dat er een man in het voertuig stapte en plaats nam op de achterbank.
Zij zagen verder dat de man contact had met de bestuurster en na circa 1 minuut uitstapte en de woning van [huisnummer] betrad, alsmede dat het voertuig direct weer wegreed.
Na het geven van een stopteken en het aanspreken van de bestuurster, zijnde de verdachte, hebben opsporings-ambtenaren van haar om 20.58 uur de uitlevering van verdovende middelen gevorderd. Uiteindelijk hoorden zij dat de verdachte zei dat er zich verdovende middelen in een bruine rugzak op de bijrijdersstoel bevonden. In deze rugzak zaten meerdere zakjes met - naar de opsporings-ambtenaren vermoedden - verdovende middelen. De inhoud van de zakjes is bemonsterd en getest, waarna het bleek te gaan om cocaïne en MDMA.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat zij denkt dat [ex-vriend verdachte] (het hof begrijpt: haar ex-vriend) het in haar auto heeft neergelegd. Toen zij die avond in de auto een zakje zag, heeft zij het in de rugtas van haar dochtertje gedaan. Zij dacht wel dat het om drugs ging, die had zij vaker bij haar ex-vriend gezien. Verder heeft zij verklaard dat zij naar een man is gereden die zij kent en dat zij, nadat deze in de auto was gestapt, aan hem gevraagd heeft wat zij met die drugs moest doen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte opnieuw verklaard dat zij, na het vinden van de zakjes, zich er van bewust was dat de drugs in haar auto lagen en dat zij vermoedt dat haar ex-vriend ze daar heeft neergelegd. De man die bij haar in de auto is gestapt is een kennis, die haar heeft aangeboden de drugs van haar aan te pakken. Zij heeft dat aanbod afgeslagen en is verder gereden, waarna de politie is gekomen. Zij heeft verklaard dat de situatie tijdens de rit hectisch voor haar is geweest. Haar ex-vriend probeerde haar telkens te bellen, zij had het gevoel dat zij werd gevolgd en werd ook nog gebeld door de wijkagent, die wilde weten waar zij was.
Gelet op de inhoud van de in het dossier aanwezige – en hierboven beschreven – bewijsmiddelen en gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen die zich vanaf 20.00 uur hebben afgespeeld, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van cocaïne en MDMA. Daarbij heeft het hof overwogen dat de verdachte gedurende geruime tijd heeft rondgereden met de drugs in haar auto, terwijl zij er niet voor heeft gekozen naar het politiebureau te gaan of tijdens het telefonisch contact met de wijkagent melding te maken van de vondst van de drugs. Ook heeft zij de drugs niet dadelijk afgegeven toen die mogelijkheid haar werd geboden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Geen straf of maatregel
Het hof heeft acht geslagen op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de bewezenverklaarde wijze harddrugs vervoerd.
Door aldus te handelen heeft zij een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich mee en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Tenslotte leiden drugs veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
23 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
In beginsel is oplegging van een straf passend en geboden. Het hof heeft echter geen voldoende basis gevonden om de lezing van de verdachte - dat de drugs door toedoen van haar ex-partner in de auto terecht zijn gekomen en zij door stress niet heeft gedaan wat in een dergelijke situatie in de rede zou hebben gelegen – te weerleggen.
Het hof houdt verder rekening met het volgende.
De verdachte is een alleenstaande moeder van een dochter. Waar voorheen nog sprake was van een ondertoezicht-stelling, is deze inmiddels opgeheven. De verdachte heeft al geruime tijd geleden de problematische relatie met haar ex-partner - de vader van haar dochter - verbroken, maar ondervindt nog regelmatig moeilijkheden in de contacten met hem. Zij is bijna klaar met het traject van de schuldsanering, waarna zij schuldenvrij zal zijn.
Er is momenteel geen overige hulpverlening meer betrokken. Na het behalen van een diploma werkt zij thans in de kinderopvang.
Gelet op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan en de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte acht het hof het dan ook raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde
geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.S. Lamboo, als voorzitter, mr. R.M. Bouritius en mr. R. Appels, leden, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 oktober 2025.
Mr. R. Appels is buiten staat dit arrest te ondertekenen.