ECLI:NL:GHDHA:2025:2125

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
22-003700-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak na hoger beroep tegen vonnis rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarbij de verdachte op 22 november 2023 was vrijgesproken van de tenlastegelegde zedenmisdrijven. De zaak betreft seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden op 11 december 2022 in Noordwijk, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van verkrachting en seks met een slachtoffer die in een staat van bewusteloosheid verkeerde. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als onvoldoende betrouwbaar beoordeeld. De aangeefster had een gebrekkige herinnering aan de gebeurtenissen van die nacht, wat haar verklaringen ondermijnde. De verdachte heeft consistent verklaard dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming hebben plaatsgevonden. Het hof concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, en de verdachte is integraal vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003700-23
Parketnummer: 09-032370-23
Datum uitspraak: 14 oktober 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 november 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op
[geboortedatum] 1984,
adres: [woonadres] , [woonplaats] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Voorts is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2022 te Noordwijk door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten,
- zich zonder toestemming en onverhoeds toegang te verschaffen tot de woning van die [slachtoffer] en/of
- zich te ontkleden en/of (vervolgens) op die (ontklede) [slachtoffer] te liggen/kruipen en/of daarbij het been van die [slachtoffer] vast te pakken en/of (daardoor) die [slachtoffer] klem te leggen en/of
- het verbale verzet van die [slachtoffer] , bestaande uit het meermalen zeggen dat hij, verdachte, moet stoppen en dat zij het niet wil, te negeren
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en/of duwen en/of vervolgens heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2022 te Noordwijk, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en/of duwen en/of vervolgens heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] .
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Namens de verdachte heeft de raadsman – overeenkomstig de door hem overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities - integrale vrijspraak bepleit, in de kern beschouwd omdat de aangifte niet bruikbaar kan worden geacht voor het bewijs, en het resterende bewijsmateriaal niet afdoet aan de verklaring van de verdachte dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming hebben plaatsgevonden.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 10 december 2022 zijn de verdachte, [slachtoffer] (hierna: aangeefster) en [persoon] , die allen goede vrienden van elkaar waren, in de avond naar café [café] in Noordwijk gegaan. Zowel hieraan voorafgaand bij aangeefster thuis als in [café] hebben zij alle drie alcoholische drankjes genuttigd. Op 11 december 2022 rond 00.10 uur hebben de verdachte en [persoon] aangeefster naar haar woning gebracht omdat zij volgens [persoon] een drankje teveel op had. [persoon] heeft aangeefster in bed gelegd, en de woning verlaten. De verdachte is in de tussentijd naar zijn eigen woning gegaan. Om 00.31 uur heeft de verdachte [persoon] ge-appt met de vraag of aangeefster eindelijk lag, waarop [persoon] reageerde met “ze ligt” en “als een koekie”. Om 00.48 uur heeft de verdachte aangeefster ge-appt dat hij zijn fles wodka, die hij eerder die avond naar haar woning had meegebracht, zou komen halen. De verdachte is vervolgens met de sleutel van de woning van aangeefster, die hij van haar had gekregen in verband met in haar woning te verrichten stukadoorswerkzaamheden door de verdachte, binnengetreden. Tussen de verdachte en aangeefster hebben die nacht vervolgens seksuele handelingen plaatsgevonden die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Op de zich in het dossier bevindende foto’s die aangeefster de volgende dag heeft gemaakt is een linker been van klaarblijkelijk aangeefster te zien met daarop blauwe plekken waarneembaar. Op 12 december 2022 heeft een forensisch onderzoeker van de politie geconstateerd dat striemen aan de binnenzijde van het linker dijbeen en een huidscheurtje in de vagina van aangeefster waarneembaar waren.
De verklaringen van de verdachte en aangeefster over de vraag of de seksuele handelingen met wederzijdse instemming dan wel – kort gezegd - onder dwang van de verdachte hebben plaatsgevonden staan lijnrecht tegenover elkaar.
Om tot een bewezenverklaring van het primair dan wel het subsidiair tenlastegelegde te kunnen komen moet het hof enerzijds uit kunnen gaan van de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en dient anderzijds de lezing van de verdachte als onaannemelijk terzijde te worden geschoven.
Naar het oordeel van het hof wordt de verklaring van aangeefster overwegend gekenmerkt door een gebrekkige herinnering aan wat zich die avond en nacht heeft afgespeeld, hetgeen ook door aangeefster zelf wordt onderkend: de alcohol “viel verkeerd” en de wijntjes “klapten erin”. Zij heeft naar eigen zeggen geen “100% herinnering meer”, zij heeft wel “flashmomenten” die zij terugziet. Uit het informatief gesprek zeden en de aangifte komt naar voren dat aangeefster, pas toen zij de volgende ochtend het eerdere Whatsapp-bericht van de verdachte las dat hij zijn fles wodka kwam halen, schrok, en in paniek in haar woning is gaan zoeken naar antwoorden over wat er die avond en nacht was gebeurd. Er flitsten herinneringen voorbij, waarvan aangeefster aanvankelijk dacht dat zij het gedroomd had. Voorts geeft aangeefster aan dat zij zich bijvoorbeeld niet meer kan herinneren of zij iets tegen de verdachte heeft gezegd op het moment dat hij voor haar bed stond en zich uitkleedde en kan zij zich evenmin herinneren of zij haar nachthemd zelf heeft uitgetrokken. Aangeefster weet ook niet meer of zij bij vertrek van de verdachte de voordeur op slot heeft gedaan, zoals uit de situatie in de ochtend valt te destilleren. Aangeefster heeft aan [persoon] de volgende ochtend gevraagd of hij haar kon vertellen wat er die avond, voor het moment dat de verdachte binnenkwam, was gebeurd, omdat zij zich daar niet veel van kon herinneren. Aangeefster denkt dat ze het niet meer weet omdat ze het geblokkeerd heeft. De gebrekkige herinnering van aangeefster aan hetgeen die nacht heeft plaatsgevonden vindt bevestiging in de verklaring van [persoon] dat aangeefster een paar dagen later nagenoeg alle details kwijt was.
De gebrekkige herinnering van aangeefster over wat er die nacht precies is gebeurd maakt naar het oordeel van het hof dat de verklaring van aangeefster aan betrouwbaarheid inboet. Immers kan niet worden uitgesloten dat aangeefster evenmin een actieve herinnering heeft aan de door de verdachte benoemde uitnodigende acties en reacties met een seksuele intentie van haar zijde, hetgeen door de verdachte – zoals reeds hierna uiteengezet - van meet af aan is ingebracht. Zulks geldt temeer nu aangeefster die gedragingen niet, althans niet uitdrukkelijk, heeft ontkracht. Aangeefster heeft bij de beschrijving van de fragmenten die zij zich zou herinneren van de seks, juist ook verklaard dat er “wel momenten tussen [die herinneringen van de seks] moeten zijn geweest”. Daarbij is de verklaring van aangeefster voor het overige ook niet erg gedetailleerd, hetgeen mede in het licht van het voorgaande evenmin bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
Het bij aangeefster waargenomen letsel op haar been en in haar vagina draagt niet zonder meer bij aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Immers, ook als het letsel door de seksuele handelingen van die nacht zou zijn veroorzaakt, biedt dit niet zonder meer steun voor de lezing van aangeefster dat sprake is geweest van seks zonder wederzijdse instemming. Het geconstateerde letsel sluit de lezing van de verdachte niet uit, terwijl het dossier geen objectieve informatie behelst op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat het aantreffen van dat letsel beter past bij het verhaal van aangeefster dan bij het door de verdachte geschetste scenario, en indien dat het geval is, in welke mate.
De verdachte heeft daarentegen consistent, coherent en gedetailleerd verklaard dat toen hij de woning van aangeefster binnenkwam zij in haar badjas stond en hij een knuffel en een zoen van aangeefster kreeg. Aangeefster ging vervolgens op haar bed liggen en zei tegen de verdachte: “Ik ben naakt en jij hebt je kleren aan”, waarna de verdachte zijn kleding heeft uitgetrokken. Verdachte en aangeefster hebben elkaar vervolgens oraal bevredigd en hebben penetrerende seks gehad. Het was “dronkenmansseks”. Op het moment dat zij met de seks begonnen had de verdachte niet het idee dat aangeefster niet wilde. Toen aangeefster bovenop de verdachte lag en met haar hoofd schudde en zei ze dat ze dit niet kon, zijn ze gestopt. Na de seks hebben de verdachte en aangeefster nog bij de voordeur gezoend. Vervolgens is de verdachte naar zijn woning gegaan. De verdachte heeft, zo heeft hij gesteld en herhaald, voor genoemd moment geen signalen ontvangen dat hij moest stoppen en aangeefster heeft volgens hem daarvoor ook niet aangegeven dat zij niet verder wilde.
Het hof stelt vast dat de verklaring van de verdachte op onderdelen steun vindt in het dossier. Zo bevindt zich in het dossier een door de verdachte aan aangeefster verzonden Whatsapp-bericht van de volgende ochtend met: “Jij zei kom hier en ben bij je gekomen” en “Dat ik m’n kleren uit trok waren jou woorden. Je zei ik lig hier naakt en jij hebt nog kleren aan. Dat was bijvoorbeeld al de reden dan ik naast je kwam liggen”. Deze bewoordingen komen eveneens terug in de door de verdachte aan aangeefster geschreven brief (“Je zei toen ja ik zit hier in mn nakie en jij hebt nog kleren aan”). Dat aangeefster met de verdachte naderhand nog naar de voordeur is meegelopen toen hij terugging naar zijn eigen woning vindt bovendien steun in de omstandigheid dat haar huissleutel zich de volgende ochtend aan de binnenkant van de deur in het afgesloten slot bevond. [persoon] heeft daarover verklaard dat hij de sleutel aan het haakje naast de voordeur had opgehangen toen hij aangeefster thuis had afgezet en aangeefster heeft zelf verklaard dat zij normaliter altijd de sleutel in het slot doet zodat niemand binnen kan komen, ook al heeft diegene een sleutel.
Het hof merkt tot slot nog op dat het hof – anders dan de advocaat-generaal - geen bewijswaarde hecht aan de woorden ‘als een koekie’ en het appje van aangeefster waarin zij kort voordat de verdachte naar binnengaat schrijft ‘ik ben a uit’. Het hof ziet daarin in het bijzonder geen aanwijzing dat aangeefster toen in een verminderde staat van bewustzijn verkeerde.
Het hof is dan ook - anders dan de advocaat-generaal en met de raadsman - van oordeel dat de verklaringen van aangeefster niet voldoende betrouwbaar kunnen worden geacht om tot het bewijs van het tenlastegelegde te kunnen bezigen en dat de door de verdachte afgelegde verklaring over wat er die nacht is gebeurd niet zonder meer als onaannemelijk terzijde kan worden geschoven. Dat sprake is geweest van minst genomen bijzondere omstandigheden, waaronder dat de verdachte in de nacht met een aan hem als stukadoor uitgeleende huissleutel de woning van aangeefster heeft betreden, terwijl zij kenbaar onder invloed was van alcohol en naar verluidt al lag te slapen, doet hieraan in bewijstechnische zin niet af. Een en ander maakt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte aangeefster heeft verkracht, zoals primair ten laste is gelegd, en evenmin dat verdachte seks heeft gehad met aangeefster die in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde waardoor zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden en dat de verdachte hier wetenschap van had, zoals subsidiair ten laste is gelegd. De verdachte zal dan ook integraal worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
Nu de verdachte ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart
niet bewezendat de verdachte het
primair en subsidiair tenlastegelegdeheeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer, als voorzitter, mr. A.S.I. van Delden en mr. J.P.L.M. Remmerswaal, leden, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 oktober 2025.