In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 36,6 kilogram methamfetamine. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een gevangenisstraf van 40 maanden. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor het deel dat betrekking had op de vrijspraak in eerste aanleg. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk aanwezig had gehad van de methamfetamine, maar sprak hem vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, rekening houdend met zijn relatief geringe betrokkenheid bij het feit. Het hof benadrukte de ernst van de zaak en de schadelijke effecten van methamfetamine op de volksgezondheid.