In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling en het gezamenlijk gezag van de kinderen van de moeder en de vader, die inmiddels gescheiden zijn. De moeder had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 13 juli 2023 aangevochten, waarin een zorgregeling was vastgesteld. De vader had op zijn beurt een incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om een dwangsom op te leggen aan de moeder voor het niet nakomen van de zorgregeling.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over hun kinderen, die bij de moeder wonen. De ouders hebben in het verleden problemen gehad met de communicatie en uitvoering van de zorgregeling, wat heeft geleid tot meerdere juridische procedures. Desondanks is het hof van oordeel dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De ouders hebben inmiddels beter contact met elkaar en hebben de zorgregeling in overleg weer opgestart.
Het hof heeft de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag bekrachtigd en de zorgregeling gewijzigd. De ouders hebben overeenstemming bereikt over de zorgregeling, waarbij de vader en de kinderen eenmaal per twee weken op zondag contact hebben buiten de woning van de vader. Tevens is een dwangsom van € 100,- opgelegd aan de moeder voor iedere keer dat zij de zorgregeling niet nakomt, met een maximum van € 1.000,-. Het hof benadrukt het belang van de zorgregeling voor de kinderen en de verantwoordelijkheid van de ouders om deze na te komen.