Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- week 1: van dinsdag uit school dan wel 9.00 uur, indien er die dinsdag geen school is of de kinderen om een andere reden die dag niet naar school gaan, tot donderdag naar school dan wel 9.00 uur, indien er die donderdag geen school is of de kinderen om een andere reden die dag niet naar school gaan;
- week 2: (startend in week 1) van zaterdag 9.00 uur tot woensdag naar school (week 2) dan wel 9.00 uur, indien er die woensdag geen school is of de kinderen om een andere reden die dag niet naar school gaan,
- in de even jaren: van eerste kerstdag 10.00 uur tot tweede kerstdag 10.00 uur verblijven de kinderen bij de man en van tweede kerstdag 10.00 uur tot 27 december 10.00 uur verblijven de kinderen bij de vrouw en;
- in de oneven jaren: van eerste kerstdag 10.00 uur tot tweede kerstdag 10.00 uur verblijven de kinderen bij de vrouw en van tweede kerstdag 10.00 uur tot 27 december 10.00 uur verblijven de kinderen bij de man;
- in de even jaren: van zaterdag 19.00 uur tot eerste paasdag 19.00 uur verblijven de kinderen bij de vrouw en van eerste paasdag 19.00 uur tot woensdag c.q. donderdag naar school verblijven de kinderen bij de man, afhankelijk van de week van de reguliere zorgregeling;
- in de oneven jaren: van zaterdag 19.00 uur tot eerste paasdag 19.00 uur verblijven de kinderen bij de man en van eerste paasdag 19.00 uur tot dinsdag naar school dan wel 9.00 uur, indien er die dinsdag geen school is of de kinderen om een andere reden die dag niet naar school gaan verblijven de kinderen bij de vrouw;
- tijdens de meivakantie van twee weken: de kinderen verblijven de eerste week bij de ouder waar ze het eerste weekend volgens de reguliere zorgregeling zijn, en de tweede week bij de andere ouder, met het wisselmoment op maandag om 10.00 uur;
- tijdens de meivakantie van één week: geldt de reguliere zorgregeling;
- de eerste en de laatste week van de zomervakantie: geldt de reguliere zorgregeling;
- in de tweede en de derde week van de zomervakantie verblijven de kinderen bij de ouder bij wie ze het weekend daaraan voorafgaand waren;
- in de vierde en de vijfde week verblijven de kinderen bij de andere ouder, met het wisselmoment op maandag om 10.00 uur;
- in de even jaren: van eerste kerstdag 9.00 uur tot tweede kerstdag 9.00 uur verblijven de kinderen bij de man en van tweede kerstdag 9.00 uur tot 27 december 9.00 uur verblijven de kinderen bij de vrouw en;
- in de oneven jaren: van eerste kerstdag 9.00 uur tot tweede kerstdag 9.00 uur verblijven de kinderen bij de vrouw en van tweede kerstdag 9.00 uur tot 27 december 9.00 uur verblijven de kinderen bij de man;
overige feest- en bijzondere dagengeldt de reguliere zorgregeling;
principaal hoger beroepde man niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoeken af te wijzen. In
incidenteel hoger beroepverzoekt zij het hof:
- week 1: van vrijdag 10.00 uur tot maandag 10.00 uur,
- week 3: van dinsdag 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
- dat de kinderen op een familiedag van de betreffende ouder aanwezig zullen zijn van 10.00 uur tot 20.00 uur en dat deze familiedag voorgaat op de zorg- en vakantie- en feestdagen regeling;
- dat de kinderen gedurende de intocht Sinterklaas [plaats] in de oneven jaren bij de vrouw zijn en in de even jaren bij de man, vanaf één uur voorafgaande aan de intocht tot één uur na de intocht;
- dat de kinderen op hun verjaardag door de andere ouder persoonlijk gefeliciteerd mogen worden binnen een tijdsbestek van maximaal een half uur;
- te bepalen dat de kinderen ten minste één keer met de andere ouder beeldbellen wanneer zij bij een ouder verblijven;
- te bepalen dat de kinderen gedurende de vakanties, waarbij de kinderen minstens één week aaneengesloten bij een ouder zijn, tweemaal per week met de andere ouder beeldbellen;
- te bepalen dat de ouder waar de kinderen niet verblijven degene is die belt;
- een tijdstip voor het beeldbellen vast te stellen;
- [rekeningnummer 1]
- [rekeningnummer 2]
5.De motivering van de beslissing
€ 64.821,- ten opzichte van het inkomen waarmee de rechtbank rekening heeft gehouden (ad
€ 61.341,-), is het hof van oordeel dat de man – in de onderlinge verhouding tussen partijen – geen hoger aandeel in de kosten van de kinderen moet voldoen dan waarmee de rechtbank rekening heeft gehouden.
Tussen vervreemder[de man; toevoeging hof]
en verkrijger[de vrouw; toevoeging hof]
loopt momenteel een hoger beroepsprocedure bij het Gerechtshof in Den Haag. Dit hoger beroep ziet onder meer op de vraag of vervreemder een gebruiksvergoeding toekomt, op de toedeling van de op het registergoed rustende hypothecaire geldleningen aan verkrijger en op de vraag of vervreemder een compensatie toekomt voor het rentenadeel wat vervreemder lijdt door toedeling van de op het registergoed rustende hypothecaire geldleningen aan verkrijger. In verband hiermede verlenen zij elkaar over en weer uitdrukkelijk nog geen kwijting en décharge met betrekking tot de gebruiksvergoeding waar vervreemder aanspraak op maakt, met betrekking tot de toedeling van de op de woning rustende hypothecaire geldleningen aan verkrijger en met betrekking tot de compensatie van het rentenadeel waar vervreemder aanspraak op maakt.(…)” De vrouw heeft in de onderhavige procedure echter naar voren gebracht dat het in het belang van beide partijen is dat de vrouw met de kinderen in de voormalige echtelijke woning kan blijven wonen. De vrouw heeft ter zitting onweersproken gesteld dat zij de woning alleen heeft kunnen financieren, omdat zij maximaal heeft gefinancierd en zij een aanvullende lening bij haar ouders heeft kunnen afsluiten. De vrouw heeft in de onderhavige procedure naar voren gebracht dat het betalen van een vergoeding voor financiële problemen aan haar zijde kan zorgen. Desalniettemin heeft de vrouw – naar het oordeel van het hof – onvoldoende aangetoond dat zij niet in staat is om enige rentevergoeding aan de man te betalen. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden acht het hof het redelijk om uit te gaan van een door de vrouw aan de man te betalen vergoeding van de helft van genoemd bedrag, te weten:
€ 7.495,34. Gelet hierop zal het hof de bestreden beschikking op dit onderdeel vernietigen en alsnog bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag van € 7.495,34 dient te voldoen wegens ongerechtvaardigde verrijking.
€ 2.695,- open. Ter onderbouwing van haar stelling heeft de vrouw een verklaring van haar ouders van 25 november 2024 overgelegd. De vrouw verzoekt het hof te bepalen dat dit een huwelijkse schuld betreft die voor rekening van beide partijen komt (ieder de helft).