In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 27 juni 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van bedreiging van zijn woonbegeleider, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een taakstraf van veertig uur, subsidiair twintig dagen hechtenis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 maart 2024 te Rotterdam de woonbegeleider heeft bedreigd met de dood door te zeggen: "Ik maak je helemaal af" en/of "ik ga je dood maken". Het hof oordeelde dat de verklaring van de aangever betrouwbaar was, ondanks de door de raadsman ingebrachte beelden die de verdachte probeerden te ontlasten. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf van dertien dagen gegrond verklaard, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden van zijn proeftijd had gehouden. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van veertig uur en de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf werd gelast. Het hof heeft de ernst van de bedreiging en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafmotivering.